Een belangrijk onderdeel van de BREFs (BBT-referentiedocumenten) zijn de BBT-conclusies. Deze BBT-conclusies omvatten een aantal individuele conclusies die aangeven welke technieken of combinaties van technieken BBT vormen voor het halen van een bepaalde milieudoelstelling. Voor elke individuele BBT wordt al dan niet een geassocieerd milieuprestatieniveau (BBT-GMPN) vermeld. Dergelijke milieuprestatieniveaus zijn een emissieniveau (BBT-GEN), een verbruiksniveau ofwel een andere soort prestatieniveau. Ook de monitoring van de BBT (bv. meetfrequentie en/of -methoden) worden opgenomen, dit kan in afzonderlijke conclusies over monitoring dan wel in het kader van andere conclusies.
De BBT-conclusies vormen onder de RIE de referentie voor het vaststellen van de vergunningsvoorwaarden voor de GPBV-installaties. De emissiegrenswaarden in de vergunning mogen immers niet hoger zijn dan de BBT-GEN. Hiervan kan slechts worden afgeweken onder strikte voorwaarden.
Als de lokale milieukwaliteitsnormen (MKN) strengere voorwaarden vereisen dan die welke door toepassing van de BBT haalbaar zijn, moeten strengere voorwaarden opgelegd worden in de milieuvergunning.
Binnen een termijn van vier jaar na bekendmaking door de Europese Commissie van de BBT-conclusies voor de hoofdactiviteit van een IPPC-installatie moeten de vergunningvoorwaarden getoetst en zonodig aangepast worden aan de nieuwe BBT-conclusies, en dient de installatie aan de nieuwe vergunningsvoorwaarden voldoen (Artikel 21 lid 3 Richtlijn Industriële Emissies). In Vlaanderen gebeurt dit via titel III van het VLAREM of via de omgevingsvergunning.
Hieronder vindt u de lijst met gepubliceerde BBT-conclusies. De volledige BREF’s, waar deze conclusies onderdeel van uitmaken, zijn ook te raadplegen via Europese (B)Refs