BBT in de Richtlijn Industriële Emissies en in VLAREM III

Industriële installaties met een mogelijk grote impact op het milieu zijn onderworpen aan de Europese Richtlijn inzake Industriële Emissies (RIE). De RIE (wijziging 2024/1785/EU van 2010/75/EU) verplicht de lidstaten van de EU om grote milieuvervuilende bedrijven te reguleren via een integrale vergunning gebaseerd op de beste beschikbare technieken (BBT). Deze verplichting is van toepassing op alle installaties waarin één of meer van de activiteiten plaatsvinden die vermeld worden in bijlage I van de RIE (zogenaamde GPBV-activiteiten).

In het kader van de RIE worden op Europees niveau BBT-referentiedocumenten (BREFs) opgesteld. Deze BREFs geven aan wat de BBT zijn voor bepaalde activiteiten en welke milieuprestaties met deze BBT haalbaar zijn. Een belangrijk onderdeel van de BREFs zijn de BBT-conclusies. Deze vormen onder de RIE de referentie voor het vaststellen van vergunningsvoorwaarden voor GPBV-installaties in Europa. In Vlaanderen worden de aldus vastgestelde vergunningsvoorwaarden opgelegd via titel III van het VLAREM of via de omgevingsvergunning.

De ‘RIE 2.0’ (wijziging 2024/1785/EU) voegt onder meer een aantal nieuwe activiteiten toe aan het toepassingsgebied zoals batterijproductie, ontginning van metaalertsen en afvalstortplaatsen (voorheen geregeld via 1999/31/EG). Naast milieuprestaties van BBT, beschrijven de BBT-conclusies voortaan ook de milieuprestaties van technieken in opkomst en technieken voor ingrijpende industriële transformatie.

Daarnaast introduceert de RIE 2.0 een nieuw innovatiecentrum voor industriële transformatie en emissies (‘INCITE’), verplicht het een milieubeheersysteem en de opmaak van transformatieplannen voor een duurzame, schone, circulaire, hulpbronnen-efficiënte en klimaatneutrale economie. Voor veeteelt wordt een apart systeem met eenvormige voorwaarden voor uitvoeringsregels voorzien, als alternatief voor een BREF met BBT-conclusies.