BREF Slachthuizen en dierlijke nevenproducten (SA)

Deze studie is momenteel in herziening. De versie die u hieronder kan downloaden is de versie van 2005.
De laatste stand van zaken over de herziening kan u raadplegen op de website van het IPPC-Bureau of via het gerelateerde nieuws onderaan deze pagina.
Bij vragen over deze studie kan u mailen naar bbt@vito.be.
De BREF slachthuizen en dierlijke nevenproducten (versie mei 2005) heeft betrekking op de industriële activiteiten die zijn gedefinieerd in bijlage I, categorieën 6.4, a), en 6.5 van de IPPC richtlijn, namelijk:
- 6.4.(a) Slachthuizen met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag geslachte dieren
- 6.5. Installaties voor de destructie of verwerking van kadavers en dierlijk afval met een verwerkingscapaciteit van meer dan 10 ton per dag
Voor grootvee, zoals runderen, schapen en varkens, wordt het vervaardigen van standaard porties vlees als laatste stap van de slachtactiviteiten beschouwd. Voor pluimvee is dit de productie van een schone en volledige karkas die geschikt is voor de verkoop. In de afgelopen jaren is de terminologie die wordt gehanteerd met betrekking tot producten van slachthuizen veranderd. De term "bijproduct" wordt in toenemende mate gehanteerd en wordt in dit document dan ook algemeen gebruikt. Het woord "afval" wordt uitsluitend toegepast in verband met activiteiten gericht op verwijdering.
Activiteiten inzake dierlijke bijproducten die aan bod komen zijn behandelingen van hele kadavers of delen daarvan, evenals behandelingen van producten van dierlijke oorsprong. Onder deze activiteiten vallen zowel de behandeling van voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten als de behandeling van niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten. Er wordt een breed scala aan activiteiten met betrekking tot bijproducten behandeld. Hiertoe behoren vetsmelten, destructie, vismeel- en visolieproductie, beenderverwerking en bloedverwerking, voor zover deze verband houdt met de slacht van dieren en voor zover het bloed verwerkt wordt tot materiaal dat gebruikt wordt bij de vervaardiging van een ander product. De verbranding van karkassen, delen van karkassen, dierlijk meel en talg wordt hoofdzakelijk behandeld als onderdeel van het verwijderingtraject. Ook uitrijden, grondinjectie, biogasproductie, compostering, de productie van gelatine en de conservering van huiden en vellen in slachthuizen voor de looierij komen aan bod. Storting wordt niet besproken, tenzij deze activiteit wordt vermeld als onderdeel van het verwijderingtraject.