Beste Beschikbare Technieken voor asfaltcentrales

Intro

Deze herziening van de studie 'Beste Beschikbare Technieken voor asfaltcentrales' (Leyssens, 2013) concentreert zich voornamelijk op het minimaliseren van emissies naar de lucht en het beperken van hinder.

De meeste technieken die als BBT zijn geselecteerd, richten zich op het voorkomen of, indien niet mogelijk, minimaliseren van luchtemissies. Dit gebeurt met het oog op het behoud van een hoge mate van circulariteit in de sector, mede mogelijk gemaakt door het gebruik van asfaltgranulaat (AG). Er is speciale aandacht besteed aan technieken voor het indirect opwarmen van asfaltgranulaat, en er zijn nieuwe voorstellen gedaan voor sectorale emissiegrenswaarden en monitoringsfrequenties. Aanvullende BBT, al dan niet onder bepaalde voorwaarden, richten zich op continue procesoptimalisatie en het monitoren van procesparameters, om zo extra kennis te vergaren en de milieu-impact van asfaltcentrales in de toekomst nog verder te verlagen. Op basis van deze BBT zijn aanbevelingen gedaan voor milieuvoorwaarden, verder onderzoek en technologische ontwikkeling.

De gegevens uit deze studie zijn geactualiseerd tot 04/2024.

Links & tools

Gerelateerde studies

BBT-voorstudie asfaltcentrales

Filter op:

van 70 technieken zichtbaar

Techniektitel	Technisch	Algemeen toepasbaar	Bewezen	Interne veiligheid	Kwaliteit	Milieu	Afval	Afvalwater	Bodem	Energie - elektriciteitsverbruik	Geluid	Geur	Impact op de keten	Lucht	Materiaal	Economisch	BBT

Aantal transportbewegingen beperken door gebruik van watertransport																	vgtg ¹
Aantal transportbewegingen beperken door goede logistieke planning																	Ja
Algemene maatregelen om materiaalverlies te beperken																	Ja
Algemene maatregelen voor de beperking van stofverspreiding																	Ja
Asfalt bereid bij verlaagde temperatuur																	vgtg ²
Automatisch sluitende laaddeuren boven de asfaltsilo's																	Ja
Beperken van de lekluchthoeveelheid van de droogtrommel(s)																	Ja
Beperking van verspreiding van stof bij transportsystemen voor stuifgevoelige materialen																	Ja
Besproeien van opslag en bewegingsroutes																	vgtg ³
Centrale ontstoffing door voorafscheider (cycloon) en doekenfilter																	Ja
Communicatie naar omwonenden																	vgtg ⁴
Continue optimalisatie van het verbrandingsproces																	Ja
De laadbak van de vrachtwagens onmiddellijk afdekken																	Ja
Digitalisering toepassen voor de optimalisatie van de asfalt samenstelling																	Ja
Doordachte opstelling van bitumentanks																	Ja
Doordachte temperatuursturing van bitumentanks																	Ja
Elektrisch gestookte asfaltproductie																	Nee
Energie-efficiëntie verhogen van elektromotoren																	Ja
Frequent meten van TOC, benzeen, en PAK-emissies ⁵																	Ja
Gebruik van actiefkool voor de behandeling van afgassen																	vgtg ⁶
Gebruik van actiefkoolfilters voor bitumentanks																	vgtg ⁷
Gebruik van een bitumenpomp bij het vullen van bitumentanks																	Ja
Gebruik van een dampretoursysteem bij het vullen van bitumentanks ⁸																	Nee
Gebruik van een olie/waterafscheider bij afwatering van het terrein																	Ja
Gebruik van een waterslot voor bitumentanks																	Ja
Gebruik van geluidsarme motoren en ventilatoren																	Ja
Gebruik van generieke maatregelen ter beperking van geluidshinder																	Ja
Gebruik van ingekapselde compressoren voor de overslag van vulstoffen																	Ja
Gebruik van verjongingsmiddelen																	Nee
Gepaste opslag van stuifgevoelige materialen																	Ja
Gesloten opslag van materialen met stuifcategorie SC1																	Ja
Geurneutralisatie via parfumverneveling ⁹																	vgtg ¹⁰
Geurneutralisatie via toevoeging aan bitumen ¹¹																	vgtg ¹²
Hergebruik van afgekeurde productiemengsels en proefstukken																	Ja
Inkapselen van het laadstation van de vrachtwagens																	Ja
Inkapselen van menger tot aan asfaltwachtsilo's																	Ja
Inrichting voor het verstuiven van anti-kleefolie																	Ja
Isoleren van bitumentanks																	Ja
Isoleren van de droogtrommels																	Ja
Kwaliteitscontrole van asfaltgranulaat																	Ja
Lekbakken of dubbelwandige stockagetanks voor brandstoffen																	Ja
Maatregelen voor het beperken van het vochtgehalte in de mineralen																	Ja
Mechanisch verhogen van emissiepunt (schoorsteen) en vergroten van dispersie																	vgtg ¹³
Minder vluchtige, biodegradeerbare anti-kleefolie gebruiken																	Ja
Minimaliseren van het aandel fijne fractie in het asfaltgranulaat																	Ja
Naverbrander met warmtewisselaar																	Nee
Naverbranding van bitumendampen via de primaire droogtrommel																	Nee
Opmaken en up-to-date houden van een klachtenregister																	vgtg ¹⁴
Opmaken van een geurbeheersplan																	vgtg ¹⁵
Optimaal benutten van productiecyclus																	Ja
Opvolging van de installatie																	Ja
Overdekte opslag van asfaltgranulaten																	vgtg ¹⁶
Overdekte opslag van minerale materialen en asfaltgranulaat																	vgtg ¹⁷
Overschakeling naar brandstoffen met een laag zwavelgehalte																	Ja
Paralleltrommel met afzonderlijke verbrandingskamer m.b.v. een hetegasgenerator (indirecte verwarming) - bestaande installaties																	vgtg ¹⁸
Paralleltrommel met afzonderlijke verbrandingskamer m.b.v. een hetegasgenerator (indirecte verwarming) - nieuwe installaties																	Ja
Paralleltrommel met keramische regeneratieve thermische oxidator (RTO)																	vgtg ¹⁹
Paralleltrommel met volledige scheiding van de verbrandingsgassen en granulaten (indirecte verwarming)																	Nee
Periodiek onderhoud en opvolging van de doekenfilter																	Ja
Plaatsen met lekgevaar voorzien van een vloeistofdichte ondergrond																	Ja
Plaatsen van een windscherm rond het terrein																	vgtg ²⁰
Regelmatig onderhoud van bitumentanks																	Ja
Stofdicht inkapselen van installatieonderdelen voor gedroogde (warme) materialen																	Ja
Tijdelijk stopzetten van de productie door het gebruik van de rode knop ²¹																	vgtg ²²
Toepassen van geluidsdempers voor branders en ventilatoren																	Ja
Verhoogd emissiepunt (schoorsteen) ²³																	vgtg ²⁴
Vervangen van bitumen door alternatieve materialen (dakbaanbitumen, rubbermeel)																	vgtg ²⁵
Vervangen van minerale materialen door alternatieve materialen																	vgtg ²⁶
Voeren van een preventief milieubeheer																	Ja
Waterstof gestookte asfaltproductie																	Nee

BBT indien de asfaltcentrale nabij een waterweg gelegen is, en indien de producent van de grondstoffen watergebonden is.
Deze techniek is BBT, afhankelijk van de meteorologische omstandigheden
Deze maatregel kan genomen worden indien na het nemen van maatregel 4.3.1, er nog visueel waarneembare stofverspreiding plaatsvindt
Deze maatregel is BBT bij potentiële klachten.
De sector heeft zich geëngageerd tot het opstarten van een pilootproject om de praktische uitdagingen, operationele verplichtingen en de geassocieerde kosten grondig te onderzoeken en te evalueren, met ondersteuning van GOP en het VITO-referentielaboratorium. Indien de uitdagingen en knelpunten in kaart gebracht en geremedieerd kunnen worden, kan het continu meten van TOC als BBT beschouwd worden
De techniek is voor asfaltcentrales niet altijd kosteneffectief en heeft ook procestechnische uitdagingen. Een asfaltcentrale is echter vrij om deze techniek alsnog in te zetten als alternatief voor 4.3.13, mits voldaan wordt aan de sectorale normen. Het gebruik van een AK-filter is een end-of-pipe maatregel, die inferieur is aan 4.3.13, dat verontreiniging direct bij de bron aanpakt. Vanuit het perspectief van BBT heeft een bronaanpak altijd de voorkeur boven end-of-pipe technieken
Deze maatregel kan geïmplementeerd worden indien er sprake is van aanhoudende hinder
De techniek is geen BBT, omdat het een minderwaardig alternatief is voor 4.3.18
Ervaringen uit de praktijk geven gemengde resultaten. Bij geurneutralisatie wordt de geur van asfalt gemaskeerd door een andere (minder hinderlijke) geur. Toch kan de geurhinder alsnog blijven bestaan omdat deze specifieke geur geassocieerd wordt met asfaltproductie en kan het bij omwonenden een vals gevoel van veiligheid opwekken. De exploitant moet voldoende op de hoogte zijn van de samenstelling en de effecten van gebruikte producten om extra emissies te voorkomen
Deze maatregel kan tijdelijk geïmplementeerd worden indien er sprake is van aanhoudende hinder.
Ervaringen uit de praktijk geven gemengde resultaten. Bij geurneutralisatie wordt de geur van asfalt gemaskeerd door een andere (minder hinderlijke) geur. Toch kan de geurhinder alsnog blijven bestaan omdat deze specifieke geur geassocieerd wordt met asfaltproductie en kan het bij omwonenden een vals gevoel van veiligheid opwekken. De exploitant moet voldoende op de hoogte zijn van de samenstelling en de effecten van gebruikte producten om extra emissies te voorkomen
Deze maatregel kan tijdelijk geïmplementeerd worden indien er sprake is van aanhoudende hinder.
Deze maatregel kan geïmplementeerd worden indien er sprake is van aanhoudende hinder.
Deze maatregel is BBT bij potentiële klachten.
Deze maatregel kan geïmplementeerd worden indien er sprake is van aanhoudende hinder.
De techniek vraagt een grote initiële investering. Op basis van de financiële en bedrijfsspecifieke toestand is het aangewezen om de techniek in te zetten.
De techniek vraagt een grote initiële investering. Op basis van de financiële en bedrijfsspecifieke toestand is het aangewezen om de techniek in te zetten.
Voor bestaande installaties zal een ombouw plaatsvinden naar een paralleltrommel met afzonderlijke verbrandingskamer m.b.v. hetegasgenerator of een gelijkwaardige techniek. Er wordt een overgangstermijn voorzien voor alle asfaltcentrales.
De techniek is een alternatief voor de toepassing van indirecte opwarming (4.3.13) bij bestaande installaties. De voorkeur gaat uit naar de toepassing van 4.3.13 omdat: • indirecte opwarming van granulaten de vorming van verontreinigende stoffen beperkt, terwijl deze maatregel een end-of-pipe werking heeft, • de ervaring m.b.t. RTO voor asfaltcentrales beperkt is, en • een RTO voor een toename van het energieverbruik zorgt.
Afhankelijk van de karakteristieken van het terrein
De maatregel heeft een niet te onderschatten financiële kost in de vorm van productieverliezen, waarbij de grootte afhankelijk is van de resterende geplande productie op die dag.
De maatregel kan worden toegepast indien geen enkele andere preventieve of curatieve techniek een oplossing biedt voor de aanhoudende (geur)hinder.
Het positieve effect op de geurhinder is echter afhankelijk van de meteorologische condities. Bij ongunstig weer, waarbij er weinig dispersie van de rookpluim optreedt, kan een verhoogd emissiepunt slechts leiden tot de verplaatsing van de hinder naar een dorp verderop.
Deze maatregel kan geïmplementeerd worden indien er sprake is van aanhoudende hinder
De mogelijkheid tot vervanging is afhankelijk van het bestek (SB250 vormt de basis van de meeste opdrachten) of de gevraagde prestaties, de toepassing en de beschikbaarheid van de alternatieve materialen. De asfaltcentrale heeft weinig keuze, omdat de opdrachtgever bepaalt welke materialen er gebruikt moeten worden
Indien het vervangend materiaal de kwaliteit niet beïnvloedt en er geen bijkomende milieubelasting ontstaat. De mogelijkheid tot vervanging is afhankelijk van het bestek (SB250 vormt de basis van de meeste opdrachten) of de gevraagde prestaties, de toepassing en de beschikbaarheid van de alternatieve materialen. De asfaltcentrale heeft weinig keuze, omdat de opdrachtgever bepaalt welke materialen er gebruikt moeten worden

Intro

Links & tools

Gerelateerde studies

Relevante VLAREM-rubrieken + wetgeving

Gerelateerd nieuws

BBT

Aspect