Input en output

De gebruiker zal eerst de specifieke vervuilingssituatie zo nauwkeurig mogelijk beschrijven. De gegevens die nodig zijn om saneringstechnieken te selecteren zijn:

  • bodemopbouw en bodemdoorlatendheid (vb. grondwaterstand, diepte van de laag),
  • pollutie (vb. benzine) en
  • randvoorwaarden (vb. gewenst eindresultaat).

Dit noemen we de 'inputparameters'. Hiervoor wordt het 'start'-scherm gebruikt.

Uitgaande van deze informatie selecteert het systeem een aantal mogelijke saneringsstrategieën ('saneringstrajecten') en geeft de te nemen technische stappen aan ('saneringsconcepten en -technieken').

Bij het opstellen van het beslisondersteunend systeem zijn een aantal randvoorwaarden gesteld:

  • bij het aanvinken van LNAPL of DNAPL vervallen alle biologische technieken;
  • bij het aanvinken van tijdsduur 5-30 jaar zullen automatisch in-situ beheersvarianten worden geselecteerd;
  • bij het aanvinken van doorlatende bodem, mobiele polluenten en tijdsduur 1-5 of 5-30 jaar zullen in-situ verwijderingstechnieken geselecteerd worden;
  • bij het aanvinken van tijdsduur 0-1 en diepte van de laag < 5m zal automatisch ontgraven worden geselecteerd;
  • bij het aanvinken van algemene polluenten kunnen eventueel saneringstrajecten geselecteerd worden welke voor specifieke polluenten of bij bepaalde concentraties niet van toepassing zijn. Meer details omtrent de toepasbaarheid en beperkingen van saneringstechnieken zijn aangegeven in de technische fiches.

In de weergave van het resultaat kan simpel doorgeklikt worden op de gegeven technieken om meer achtergrondinformatie te bekomen. Uiteraard is het laatste woord aan de bodemsaneringsexpert die moet bepalen welke van de door de computer gesuggereerde oplossingen in het concrete geval eventueel het beste is.