Sorteren van bouw- en sloopafval

De sortering van bouw- en sloopafval en de recyclage van puin begint bij het ontstaan en de inzameling van bouw- en sloopafval op een werf, eventueel een tijdelijke (tussen)opslag bij een aannemer, opslagbedrijf of IHM (inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of – makelaar), en wordt gevolgd door het sorteerproces en het verwerkingsproces. Het grootste aandeel van bouw- en sloopafval is het puin met ongeveer 95% en wordt verwerkt door de puinbreker. Puin wordt standaard gescheiden ingezameld en van de werf rechtstreeks naar de breker gebracht. Onzuiver ingezameld puin zal evenwel niet door de breker geaccepteerd worden en zal net als de overige fracties die (beperkt) gemengd worden ingezameld naar een sorteerder worden afgevoerd. Verontreinigd puin dat niet kan uitgesorteerd worden en niet-conforme gerecycleerde granulaten (bv. sorteerzeefzand) kunnen mogelijk nog in aanmerking komen voor reiniging (bv. via afvoeren naar een vergunde fysico-chemische reiniger of door toepassing van een gelijkwaardige vergunde techniek, al dan niet on-site), zoniet moeten deze fracties verbrand of gestort worden.

De meest eenvoudige IHM’s gaan op het bedrijventerrein een grove scheiding uitvoeren met een grijper, aangevuld met mankracht. Bij deze scheiding worden fracties bekomen zoals puin, metaal en een restfractie (nog verder uit te sorteren gemengde fractie). Deze gemengde fractie wordt mogelijk naar gespecialiseerde sorteerders gebracht. De gespecialiseerde sorteerders beschikken over een uitgebreide infrastructuur welke bestaat uit een combinatie van grijpers, transportbanden, 3D- of trommelzeven, magneetbanden, NIR-sorteermachines, windziftinstallaties of afzuigkappen, sorteerbordes voor handpicking en zeefinstallaties voor o.a. de zand- en steenfracties. De sorteerinstallatie is vaak overdekt of opgenomen in een bedrijfsgebouw. Op die manier blijven het afval, de gesorteerde fracties en de sorteerinstallatie droog. Daarnaast blijven ook werkkrachten beschermd van weer en wind en wordt hinder door stof en geluid naar de omgeving beperkt of voorkomen.

De structuur van een sorteerbedrijf is typisch als volgt opgebouwd:

Principeschema sorteerbedrijf
Figuur 1. Processchema sorteren van bouw- en sloopafval

 

1.1. Voorsortering

Doorgaans zal het aangeboden bouw- en sloopafval sterk in stukgrootte variëren. Grote stukken worden in een voorsortering uit het afval gehaald om een efficiënte en probleemloze doorloop van de sorteerinstallatie te garanderen. Grote stukken kunnen immers transportbanden en zeven blokkeren met uitval tot gevolg. Eerst zal het afval uit de containers afgekipt worden op de sorteervloer. Met een kraan of een grijper zal de afvalhoop uitgespreid worden. Grote en zware stukken zullen vervolgens, machinaal of via handpicking, uitgesorteerd worden en in containers of op hopen verzameld worden. Hierbij wordt er gelet op de aard van het materiaal en wordt er meteen per afvalsoort gescheiden. Om de sorteerlijn te beschermen kan een storttrechter worden gebruikt welke is uitgerust met een kiprooster of een stangenzeef. Een 3D-trommelzeef kan eveneens ingezet worden als voorsorteertrommel. Hierdoor wordt verhinderd dat te grote stukken in de sorteerlijn terechtkomen. Mogelijk wordt er ook een voor-breker (bv. doorknipinstallatie) ingezet voor de reductie van grote stukken tot aanvaardbare groottes. Na het knippen zijn de stukken klein genoeg voor de automatische sortering van materialen, maar nog niet te klein zodat de materialen nog herkenbaar zijn.

1.2. Sorteren

Het eigenlijke sorteerproces zal het bouw- en sloopafval scheiden in verschillende fracties volgens grootte en gewicht. De combinatie van sorteertechnieken verschilt van installatie tot installatie. Doorgaans wordt eerst het afval gescheiden in twee à drie groottefracties met behulp van verschillende soorten zeven. Typische fracties zijn deze tussen 0 - 70 mm en 70 - 300 mm. De meest gebruikte zeven zijn de schud- en trilzeef, de trommelzeef en de sterzeef.

Na sortering op grootte kunnen de fracties gescheiden worden in een lichte en zware fractie met windshifters. De verschillende fracties kunnen vervolgens opgesplitst worden over verschillende sorteerlijnen en verder nagesorteerd worden.
 

1.3 Nasorteren

Nadat het afval is gescheiden in fracties van verschillende grootte en gewicht, worden deze verder opgezuiverd. Het sorteren kan handmatig gebeuren (handpicking) of met geautomatiseerde sorteertechnieken. Momenteel worden vooral de eenvoudige geautomatiseerde sorteertechnieken gebruikt, zoals:

  • Magneetscheiders
  • non-ferroscheiders (‘Eddy Current’-scheider)
  • windzifters
  • luchtscheiders
  • sink-float-scheiders
  • aquamotor
  • Hand-picking
     

2.1. Afvalstoffen

De sortering van bouw- en sloopafval en de recyclage van puin is de kernactiviteit van sorteerinstallaties. De processen die worden toegepast bestaan erin de recyclagegraad hoog te houden en de restfractie te minimaliseren. De voornaamste materialen die worden uitgesorteerd uit bouw- en sloopafval zijn: 
• puin
• cellenbeton 
• gips
• ferrometalen
• non-ferrometalen
• kunststoffen
• houtafval (A en B)

Fracties die niet gerecycleerd kunnen worden maar afgevoerd worden voor verbranding zijn de zogenaamde sorteer(zeef)residu’s bestaande uit alle materialen of stoorstoffen die niet weerhouden werden tijdens het sorteerproces met het oog op sortering van bouw- en sloopafval en de recyclage van puin (papier, karton, folies, verpakkingen, etc.).

2.2. Stofemissies

Stofemissies bij sorteerders en recyclagebedrijven zijn vooral afkomstig van diffuse bronnen. Diffuse emissies zijn alle emissies die niet geleid zijn en kunnen voorkomen bij opslagactiviteiten (open opslag, maar ook bij gesloten opslag vanuit openingen en kieren uit bedrijfshallen), overslagactiviteiten, manipulaties en mechanische behandelingen. Diffuse emissies zijn voornamelijk het gevolg van het opdwarrelen of verstuiven van stof dat reeds neergeslagen was, maar kan ook stof zijn dat ontstaat door het behandelen zoals bv. zeven. Een overzicht van maatregelen om stofhinder tegen te gaan is beschikbaar via EMIS onder de vorm van stoffiches. In geval van doorgedreven sorteerhandelingen kunnen ook geleide emissies en luchtbehandelingen verwacht worden. 

2.3. Geluid

Bij verschillende stappen in het proces van sorteerders zijn er activiteiten die aanleiding geven tot geluid en trillingen. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen geluid afkomstig van bronnen die over het terrein bewegen en geluid van vaste installaties. De geluidsproductie is afkomstig van volgende mogelijke bronnen: 

  • Manipulaties van containers
  • Het storten van bouw- en sloopafval op het terrein
  • Draaiende wielladers, kranen en vrachtwagens
  • Achteruitrijsignalisatie van transportmiddelen
  • Sorteerinstallaties
  • Verkleinen van afval of puin door vergruizers, betonscharen en sloophamers
  • Zeefinstallaties
  • Stroomgeneratoren en motoren
  • Ontstoffingsinstallaties

Daarenboven zijn er een aantal factoren die invloed hebben op het uiteindelijke geluidsniveau en de hinder die er eventueel uit voortkomt (Pelckmans, 2021): 

  • Het geluidsvermogen van de gebruikte machines en technieken
  • De exploitatieperiodes van de site
  • De afstand tussen de geluidsbronnen en de ontvanger
  • De aanwezigheid van geluidswerende (natuurlijke) barrières
  • De weerkaatsing van het geluid
  • Het dempingsvermogen van de bodem
  • Meteorologische omstandigheden (bv. windsnelheid en -richting)

2.4. Water

Sorteerders hebben nauwelijks een milieu-impact op water. Enkel wanneer inrichtingen gebruik maken van natte scheidingstechnieken is het mogelijk dat er afvalwater wordt geproduceerd. Ook hier blijft het waterverbruik en de hoeveelheid geproduceerd afvalwater beperkt gezien het proceswater zoveel mogelijk wordt hergebruikt en slechts een kleine hoeveelheid nieuw proceswater moet worden aangevuld.

Door de verharding van de terreinen kan verontreinigd hemelwater ontstaan en afspoelen van de terreinen waar niet-inerte afvalstoffen worden opgeslagen en behandeld. Voor deze problematiek wordt verwezen naar de BBT-studie Verontreinigd hemelwater voor de afvalopslagsector en naar de hieruit afgeleide sectorale VLAREM II-voorwaarden opgenomen in artikel 5.2.1.7.

2.5. Energie

Transport door de sorteerders geeft aanleiding tot een aanzienlijk energieverbruik. Daarnaast vergen ook zware machines zoals grijpers, kranen en zeef- en sorteermachines aanzienlijke hoeveelheden energie. Diesel blijft de voornaamste brandstof. Mobiele zeefinstallaties gebruiken vooral dieselmotoren of -generators als energievoorziening, maar ook plug-in hybride installaties worden op de markt aangeboden. Vaste installaties gebruiken netstroom.

Laatste herziening: 08/03/2024