Afval wordt onder bepaalde, strenge voorwaarden aanvaard op stortplaatsen. Het voorliggende techniekblad handelt specifiek over het storten van afvalwaterzuiveringsslib, doch het is in veel aspecten ook toepasselijk voor andere afvalstoffen die men wenst te verwijderen via storten, bv. geïmmobiliseerd asbest, riool(kolken)slib, roet, dierlijk afval, en dergelijke
Doel
Het storten van slib heeft als doel het slib op een gecontroleerde manier en voor onbepaalde tijd op te slagen in of op de bodem.
Proces- en installatiebeschrijving
Overeenkomstig Artikel 5.2.4.0.1 van Vlarem II worden stortplaatsen in Vlaanderen ingedeeld in 3 categorieën:
- categorie 1: stortplaatsen voor bedrijfs- en daarmee vergelijkbare afvalstoffen van voornamelijk anorganische samenstelling;
- categorie 2: stortplaatsen voor niet gevaarlijke huishoudelijke en daarmee vergelijkbare afvalstoffen;
- categorie 3: stortplaatsen voor inerte afvalstoffen.
Monostortplaatsen worden naargelang de aard van de afvalstof ingedeeld in één van ovenvermelde categorieën.
Slib kan in Vlaanderen gestort worden op een categorie 1 of een categorie 2 tortplaats, afhankelijk van de herkomst en de eigenschappen van het slib, en op vorwaarde dat de betreffende stortplaats hiervoor vergund is. Gezien het hoge organische stofgehalte wordt slib niet aanvaard op de meeste categorie 1 stortplaatsen (uitgezonderd monostortplaats Silvamo te Kortemark), zodat storten van slib hoofdzakelijk beperkt is tot categorie 2 stortplaatsen. Storten op eigen terrein is alleen haalbaar voor grotere industrieën.
Bij de aanleg van een categorie 1 of 2 stortplaats wordt een afsluitlaag aangebracht om vervuiling van bodem of grondwater tengevolge van uitloging van verontreinigende stoffen uit de gestorte afvalstoffen te voorkomen. De afsluitlaag bestaat in het algemeen uit een homogene slecht doorlatende laag bodemmateriaal met daarboven een kunstmatige afdichting van aaneengelaste foliematerialen tussen aangepaste beschermingslagen. Om een snelle detectie van eventuele lekken in de folie mogelijk te maken, wordt tussen de slecht doorlatende laag bodemmateriaal en de kunstmatige afdichting bestaande uit foliematerialen meestal een controledrainagesysteem aangebracht. Boven de afsluitlaag wordt een doorlatende bodemlaag aangebracht van minstens 0,4 meter dikte. In deze bodemlaag wordt een percolaatdrainagesysteem aangebracht. Om een vlotte evacuatie van het percolaat te verzekeren worden, indien nodig, bij de verdere opbouw van de stortheuvel bijkomende drainagelagen aangelegd.
Het storten van de aangevoerde afvalstoffen gebeurt met vuilverzetmachines. Om de capaciteit van de stortplaats optimaal te benutten worden de gestorte afvalstoffen verdicht door middel van vuilverdichtingsmachines. Om stofvorming en geurhinder te beperken wordt op categorie 1 en 2 stortplaatsen iedere stortlaag met een hoogte van maximaal 2,5 meter afgedekt met een laag tussenafdek. Stankverwekkende stoffen zoals slib worden onmiddellijk afgedekt. Als tussenafdek wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van afvalstoffen die hiervoor geschikt zijn. Indien dergelijke afvalstoffen niet beschikbaar zijn, worden bodemmaterialen aangewend.
Op de stortplaats wordt methaangas gevormd door anaërobe afbraak van het organisch materiaal in de gestorte afvalstoffen. Dit stortgas wordt geëvacueerd en indien haalbaar gevaloriseerd als brandstof. Indien valorisatie niet haalbaar is wordt het stortgas meestal verbrand in een gasfakkel.
Wanneer de stortactiviteiten definitief zijn beëindigd, wordt op categorie 1 en 2 stortplaatsen een afdichtlaag en een eindafdek aangebracht om te verhinderen dat water de stortplaats zou binnendringen en om de stortplaats ruimtelijk te integreren.
De afdichtlaag bestaat meestal uit een homogene laag van slecht doorlatend bodemmateriaal met daarboven een kunstmatige afdichting van aaneengelaste foliematerialen. De eindafdek bestaat uit een drainerende laag van minstens 0,3 m dikte bestaande uit materialen zoals grof gebroken puin en zand. Bovenop de drainerende laag wordt een bewortelingslaag van minstens 0,7 m dikte aangebracht, die ingezaaid wordt met gras. Tijdens de nazorgperiode, die ten minste 10 jaar bedraagt, blijft het drainagesysteem voor het percolaat en de ontgassingsinfrastructuur voor het stortgas operationeel.
Bestaande installaties
Vlaamse stortplaatsen waar in 1999 RWZI-slib werd gestort, zijn:
- Silvamo te Kortemark (monostortplaats): gesolidifiëerd slib
- Stevan te Lendelede: ontwaterd slib
- Remo te Houthalen: ontwaterd slib
- Hooge Maey: gedroogd slib
Verwerkbare materialen
De aanvaarding van afvalstoffen op stortplaatsen is gebonden aan strenge voorwaarden (zie Vlarem Afdeling 5.2.4). Naast voorwaarden inzake samenstelling en uitlooggedrag zijn specifiek voor slib ook de eisen inzake steekvastheid van belang. Deze worden opgelegd opdat de betreedbaarheid en stabiliteit van de stortplaats zouden verzekerd blijven. Voor slib geldt een minimale afschuifspanning van 10 kN/m² als richtwaarde voor de steekvastheid.
Opdat het slib zou aanvaard worden op een stortplaats, dient het een aantal voorbewerkingen te ondergaan. Stabilisering (zie Technische Fiches A7 t.e.m. A9 in bijlage 3) is meestal noodzakelijk om stank en overlast en groei van microorganismen te voorkomen. Om het slib voldoende steekvast te maken en het volume te reduceren kan het slib voor het storten ontwaterd worden (zie Technische Fiches A13 t.e.m. A17 in bijlage 3). Voor sommige soorten slib volstaat mechanische ontwatering niet om een steekvast slib te bekomen. Solidificatie (zie Technische Fiche A18 in bijlage 3) kan dan uitkomst bieden, maar doet het stortvolume en dus ook de stortkosten uiteraard toenemen.
Ook gedroogd of gecomposteerd slib kan in principe gestort worden. Vermits een groot deel van de organische stof verwijderd is door de compostering, heeft gecomposteerd slib een vastere structuur en een minder vettig karakter dan niet-gecomposteerd ontwaterd slib. Gecomposteerd slib levert hierdoor bij het storten minder risico voor de stabiliteit van de stortplaats.
Eindmaterialen
Het gestorte slib is in principe definitief geborgen.
Emissies
Op de stortplaats wordt percolatiewater gevormd, waarin zich verontreinigende stoffen bevinden die uit de afvalstoffen zijn uitgeloogd. Dit percolatiewater wordt door middel van een drainagesysteem uit de stortplaats geëvacueerd en dient verder behandeld te worden zodat aan de opgelegde lozingsnormen kan worden voldaan.
Verder treden op een stortplaats emissies op tengevolge de verbranding van het gevormde biogas.
In de omgeving van de stortplaats kan geurhinder optreden tijdens de exploitatiefase. Ook
kan tijdens het storten stofvorming optreden.
Energiegebruik
Op stortplaatsen is energie nodig voor de werking van de vuilverzetmachines, vuilverdichtingsmachines, grondverzetmachines, draina gesystemen enzovoort. Op stortplaatsen met stortgasvalorisatie wordt ook energie gewonnen.
Kosten
De stortprijs in Vlaanderen is hoog. De afvalheffing voor storten bedraagt 2.258 BEF per ton op een stortplaats die vergund is voor bedrijfsafvalstoffen.
Voor de totale kostprijs van het storten kan een richtwaarde van 14.900 BEF per ton droge stof gehanteerd worden voor ontwaterd slib, en 4.472 BEF per ton droge stof voor gedroogd slib1.
Technische problemen
Aan het storten van slib dat passend werd voorbehandeld (zie Verwerkbare materialen) zijn geen noemenswaardige technische problemen verbonden.
Toepasbaarheid in Vlaanderen
Storten legt beslag op de open ruimte, die in Vlaanderen beperkt is. Overeenkomstig Artikel
5.2.4. van Vlarea is er in Vlaanderen met ingang van 01/07/2000 een stortverbod van kracht voor gesorteerde brandbare en/of recupereerbare bedrijfsafvalstoffen. Wel kan de Vlaamse
minister bij gemotiveerd besluit individuele afwijkingen toestaan op dit stortverbod.
In de ontwerptekst voor de vernieuwde Vlarea (versie 7.0 d.d. 8/12/2000) valt het bedoelde stortverbod onder artikel 5.4.2. Hierin is sprake van een stortverbod voor gesorteerde brandbare en/of recycleerbare (i.p.v. recupereerbare) bedrijfsafvalstoffen.
Er bestaat discussie tussen OVAM en Aquafin m.b.t. de vraag of waterzuiveringsslib al dan niet onder het voormelde stortverbod valt. Volgens OVAM is het stortverbod wel degelijk van toepassing op RWZI- en gelijkaardig industrieel afvalwaterzuiveringsslib, vermits deze slibs éénduidige brandbare bedrijfsafvalstoffen zijn waarvoor sortering overbodig is en die wegens hun specifieke eigenschappen (hoog gehalte organische stof) volledig beantwoorden aan de omschrijving ‘gesorteerde brandbare bedrijfsafvalstof’2.
Aquafin is daarentegen van oordeel dat het stortverbod niet van toepassing is op zuiveringsslib. Het stortverbod maakt immers deel uit van een reeks stortverboden die op 1 juli 1998 van kracht werden in het kader van het sectoraal uitvoeringsplan huishoudelijke afvalstoffen. Aangezien RWZI-slib buiten het sectoraal uitvoeringsplan huishoudelijke afvalstoffen valt, zou het volgens Aquafin ook buiten het stortverbod vallen.
1 Bron: Aquafin, 2000
2 Bron: Dhr. Luc Debaene, 2001