1.1. Inleiding
België is een belangrijke producent van tapijten voor de Europese markt, naar schatting werd hier meer dan 25% van de tapijten voor de EU-markt geproduceerd (Onyshko & Hewlett, 2018). Met tapijten bedoelen we hier de textiele vloerbedekking en geen 'karpetten', die bijvoorbeeld bovenop tegelvloeren en parketvloeren worden gelegd.
Het recycleren van tapijten/tapijtafval is een proces dat voor bepaalde materialen een aantal opportuniteiten kan bieden in vergelijking met het thermisch verwerken of storten.
Er zijn twee types tapijten als vloerbedekking, namelijk kamerbreed tapijt ('broadloom') en tapijttegels.
Broadloom wordt geproduceerd op een breed weefgetouw en op rollen verkocht. De onderkant ('tapijtrug') bestaat meestal uit PU, PVC of andere rubberachtige materialen zoals SBR (Onyshko & Hewlett, 2018). Bij de installatie van deze tapijten zijn vaak veel snijresten en reparatie en hergebruik zijn lastig.
Tapijttegels zijn modulaire tegels, typisch 50 x 50 cm, die met lijm, tapes of lijmvrije connectors bevestigd worden. Door het modulair systeem is minder afval en de tegels kunnen individueel vervangen worden. De rug is vaak wel zwaarder, vaak gemaakt uit bitumen en PVC.
Een tapijt bestaat typisch uit drie lagen: de garenbovenlaag, de primaire backing en de secundaire backing. De primaire backing is een laag waardoor de garenbovenlaag wordt getuft of gewoven. De secundaire backing is een tweede weefsel of polymeerlaag die dient ter versteviging.
De garenbovenlaag kan met verschillende technieken geproduceerd worden:
De meeste tapijten in de EU (70-80%) zijn getuft (Onyshko & Hewlett, 2018). Hierbij wordt garen door de 'backing'-laag, bijvoorbeeld uit polypropyleen, geduwd. De garen worden bijeengehouden door een kleefmiddel, zoals SBR-rubber. Na afdanking, kunnen de garen 'afgeschoren' worden. In sommige gevallen kan het garen gerecycleerd worden in nieuwe tapijten, of ze worden gedowncycled tot ondergrond voor bv. de paardensport, isolatie of doeken voor de tuinbouw.
Naaldvilt is een niet-geweven slijtvaste vloerbedding, waarbij samengeperste vezels bij elkaar worden gehouden, bijvoorbeeld met rubber. Monovezel tapijten kunnen gerecycleerd worden, al worden waarschijnlijk de meeste naaldvilt tapijten verbrand. Voor naaldvilt met gemengde vezels is recyclage nog moeilijker.
Gewoven tapijten zijn tapijten waarbij de garen geweven worden door de 'backing'-garen. Het duurdere traditionele proces maakt dat dit type tapijt niet veel meer gebruikt wordt in de EU. De vezels zijn moeilijk weer los te maken, maar ze kunnen wel tot vilt verwerkt worden.
De steunlagen en backing maken het grootste deel uit van het gewicht van tapijten. Heel wat combinaties van materialen worden gebruikt. Bovendien maakt het gebruik van rubbers als hechtmiddel het erg moeilijk om te recycleren. Slechts 1-3% van het tapijtafval in de EU wordt gerecycleerd, 60% gaat naar stortplaatsen en 37% wordt verbrand (Onyshko & Hewlett, 2018).
1.2. Werkingsprincipe
Verschillende technieken kunnen toegepast worden om tapijt(afval) te recycleren, afhankelijk van het type materiaal en de beoogde toepassing ervan.
Voor het grootste deel van het tapijt(afval), de synthetische tapijten, bestaan meerdere mogelijkheden, waarvan sommige op grote schaal reeds worden toegepast en andere enkel op pilootschaal. Gemengd synthetisch tapijt kan na shreddering gemengd worden met rubber en zand om dan ingezet te worden als ondergrond in bv. de paardensport. Verder kunnen ook nylon en polypropyleen afzonderlijk worden gerecycleerd. Chemische recyclageprocessen (i.e. scheiding van de tapijtvezels en toepassen van depolymerisatie), wordt toegepast om het materiaal opnieuw in te zetten in de productie van tapijten of voor het gebruik in andere toepassingen, bv. plastic componenten, visnetten….
Depolymersatie kan relatief makkelijk worden toegepast op nylon 6, voor nylon 6.6 blijkt dit minder evident. Na extrusie kan nylon worden gebruikt als toepassing in velgen of als onderdeel van apparaten als wasmachines. Tapijten met polypropyleen kunnen na shreddering en extrusie omgezet worden in pellets die dan als grondstof kunnen dienen voor toepassingen als bv. plantenbakken of emmers.
Tapijttegels kunnen gerecycleerd worden door het nylon te scheiden van het bitumen. Nylon kan opnieuw worden ingezet en gebruikt voor nieuwe tapijten. Bitumen kan gebruikt worden voor toepassingen als dakbedekking of wegen.
Tapijt bestaande uit wol kan gerecycleerd worden en gebruikt worden als isolatiemateriaal. De tapijtvezels worden uiteen getrokken en gemengd met andere vezels voor de productie van isolatiemateriaal, voornamelijk voor geluid of warmte. In de literatuur wordt ook het gebruik van tapijtafval bestaande uit wol als bodemverbeteraar vermeld. Dankzij de hoge concentratie aan stikstof kan dit ingezet worden als verbeteraar in groendaken of compost.
Belangrijke milieuaspecten die bij de recyclage van tapijt(afval) spelen zijn energieverbruik (o.a. voor het drogen) en indien relevant waterverbruik voor het wassen van het afval. De hoeveelheid is sterk afhankelijk van de combinatie van technieken en de geoogde toepassing van het gerecycleerde materiaal. Gedetailleerde gegevens zijn niet beschikbaar.
Bij de voorbereidende stappen in het recyclageproces, bijvoorbeeld bij het scheiden van de garen en de backing, kan veel stof geproduceerd worden (Onyshko & Hewlett, 2018).
Bij het hergebruik en de recyclage van oude tapijten dient rekening gehouden te worden met de mogelijk toxische stoffen die aanwezig kunnen zijn in de tapijten. De kans is reëel dat bij de downcycling van het materiaal, de nieuwe producten een combinatie van deze residuële stoffen bevatten (Onyshko & Hewlett, 2018).
Volgende (potentieel) toxische stoffen kunnen aanwezig zijn in tapijten (Onyshko & Hewlett, 2018):
- Weekmakers: ftalaten. Veelvuldig gebruikt in de backingmaterialen (voornamelijk in PVC, in mindere hoeveelheden in SB latex en PU)
- Alkylfenolethoxylaten (APEO). Het gebruik van deze oppervlakteactieve stoffen in detergenten werd uitgefaseerd in de EU, maar worden nog wel gebruikt in de bindstof in de backing van tapijten.
- Biocides: antimicrobiële middelen. Ze worden gebruikt in tapijten als bescherming tegen huisstofmijt, schimmels, bacteriën, met name bij wollen tapijten.
- Brandvertragers. Ze worden veelvuldig gebruikt in de kunststoffen en PU-schuim.
- Vlekwerende middelen: PFAS. PFAS werden in het verleden veelvuldig gebruikt in textiel als vlekafstotende beschermlaag.
- Zware metalen en organometaalverbindingen worden gebruikt in kleurstoffen, pigmenten, beitsen, katalysatoren in synthetische stoffen en tapijtbacking, synergisten van vlamvertragers, antimicrobiële middelen, waterafstotende middelen, geurwerende middelen, hittestabilisatoren.
- PAK's kunnen (onbedoeld) aanwezig zijn in producten die bestaan uit rubber, PP, SBR, PVC en bitumen en in de kleurstoffen. Ze kunnen ook gevormd worden bij de thermische recyclageprocessen.
Het alternatief voor het recycleren van het tapijtafval is het thermisch verwerken in verbrandingsoven. Verwacht wordt dat in de toekomst het belang van materiaalrecyclage zal toenemen ten opzichte van het verbranden waardoor het ook economisch rendabeler wordt op voor dit traject te kiezen. Gedetailleerde gegevens zijn niet beschikbaar. In vergelijking met de kosten voor het thermisch verwerken van tapijt(afval) kunnen de kosten voor het recycleren nog aanzienlijk hoger zijn.
- ECRA (2021). Leading the carpet industry towards circular economy. A 2030 strategic approach. European Carpet and Rug Association. https://circulareconomy.europa.eu/platform/sites/default/files/ecra-2030_action_planhq.pdf
- Onyshko, J. & Hewlett, R. (2018). Toxics in Carpets in the European Union. Anthesis. https://circulareconomy.europa.eu/platform/sites/default/files/knowledge_-_toxics_in_carpets_eu_review_anthesis_final_study.pdf