Depollutie en demontage van AEEA

1.1. Inleiding

Na de inzameling van het AEEA volgt een demontage en een verwijdering van de gevaarlijke stoffen (zie figuur 1). Deze stap gebeurt door vergunde verwerkingsbedrijven. Na de depollutie en demontage kan het AEEA verder verwerkt worden met het oog op de recyclage van verschillende fracties.

Processtappen AEEA
Figuur 1: Processtappen verwerking AEEA

Het doel van de depollutie- en demontagefase is om enkele materialen reeds te scheiden om nadien verder (veilig) te verwerken. Gevaarlijke stoffen (bv. olie, CFK’s, asbest, kwik, cartridges) moeten zo verwijderd en verwerkt worden, terwijl andere materialen in aanmerking komen voor hergebruik of verdere verwerking voor recyclage. Enkele voorbeelden zijn het verwijderen van batterijen, het ontgassen van vriesapparatuur, het verwijderen van kwikhoudende lampen in LCD-monitoren of printplaten in TV- of ICT- toestellen. De depollutie- en demontagefase is voor veel AEEA een belangrijke fase.

Artikel 8 van de richtlijn betreffende AEEA (2012/19/EU) stelt dat een passende verwerking, anders dan de voorbereiding voor hergebruik, en handelingen in verband met nuttige toepassing en recycling, ten minste de afzondering van alle vloeistoffen en een selectieve behandeling overeenkomstig bijlage VII omvat.

Volgens de omzetting van de richtlijn in VLAREM II (artikel 5.2.2.5bis.1.) moet de verwerking van niet-herbruikbare afgedankte elektrische of elektronische apparatuur op de volgende wijze gebeuren:

1° De apparaten worden ontdaan van de verschillende schadelijke onderdelen, inzonderheid de onderdelen die gevaarlijke stoffen of componenten bevatten.

2° a) Uit gescheiden ingezamelde AEEA worden ten minstens de volgende stoffen, mengels en onderdelen afgezonderd:

1) condensatoren:
  i) pcb/pct-houdende condensatoren en andere componenten die pcb’s bevatten;
  ii) elektrolytische condensatoren die stoffen bevatten die aanleiding geven tot bezorgdheid aanleiding gevende stoffen bevatten (hoogte > 25 mm, diameter > 25 mm, of met een naar verhouding vergelijkbaar volume);
2) onderdelen die kwik bevatten;
3) alle batterijen en accumulatoren;
4) printplaten:
  i) printplaten van mobiele telefoons;
  ii) printplaten van andere apparaten als de oppervlakte van de printplaat meer dan 10 cm2 bedraagt;
5) alle tonercassettes en inkthoudende recipiënten (al of niet leeg, droge, pasteuze of vloeibare inkt) en inktlinten;
6) kunststoffen die gebromeerde brandvertragers bevatten;
7) asbesthoudende onderdelen;
8) beeldschermen:
  i) beeldbuizen: kathodestraalbuizen;
  ii) lcd-schermen (in voorkomend geval met toebehoren) met een oppervlak van meer dan 100 cm² en schermen met een achtergrondverlichting met behulp van gasontladingslampen;
9) chloorfluorkoolwaterstoffen (’cfk’s en hcfk’s) of fluorkoolwaterstoffen (hfk’s), koolwaterstoffen (hc’s);
10) gasontladingslampen;
11) uitwendige elektrische kabels;
12) onderdelen die vuurvaste keramische vezels bevatten;
13) alle onderdelen die radioactieve stoffen bevatten;
14) alle vloeistoffen;

Volgende onderdelen moeten volgens ditzelfde artikel als volgt worden behandeld:

  • beeldbuizen : de fluorescerende laag moet worden afgezonderd;
  • gasontladingslampen : het kwik moet worden afgezonderd;

Artikel 5.2.2.5bis.2. legt specifieke voorwaarden op voor de verwerking van apparatuur die gassen bevatten die de ozonlaag aantasten of een aardopwarmingspotentieel van meer dan 15 GWP hebben, zoals in isolatieschuim en koelcircuits. Deze moeten namelijk verwerkt worden overeenkomstig de EU Verordening 1005/2009 en mogen enkel in specifiek daarvoor vergunde installaties met gesloten ontgassingssysteem verwerkt worden.

De 'selectieve behandeling' (depollutie en ontmanteling) van AEEA mag het voorbereiden op hergebruik en recyclage niet bemoeilijken (VLAREM II Artikel 5.2.2.5bis.3.). 

1.2. Werkingsprincipe

Het verwijderen van de (gevaarlijke) stoffen en onderdelen gebeurt hoofdzakelijk manueel. De afgezonderde fracties worden afzonderlijk gestockeerd, afgevoerd en op hun beurt verwerkt bij gespecialiseerde bedrijven. De manuele ontmanteling is een gangbare techniek waarbij weinig alternatieven mogelijk zijn.

2.1. Afvalstoffen

Bij de depollutie en ontmanteling van AEEA komen een aantal fracties vrij die niet nuttig kunnen toegepast worden (bv. koelvloeistoffen, asbesthoudende fracties, restproducten uit koelkasten). Deze afvalstromen dienen op een oordeelkundige wijze te worden verwijderd.

Ook luchtemissies kunnen optreden bij de verwijdering van gevaarlijke stoffen uit bepaalde types AEEA, bv. kwikdampen of CFK’s.

De ontmanteling gebeurt in gesloten hallen. De emissies van luchtverontreinigende stoffen kunnen nabehandeld worden, bv. aan de hand van actief kooladsorptie.

2.2. Emissies naar lucht

Ook luchtemissies kunnen optreden bij de verwijdering van gevaarlijke stoffen uit bepaalde types AEEA, bv. kwikdampen of CFK’s.

De ontmanteling gebeurt in gesloten hallen. De emissies van luchtverontreinigende stoffen kunnen nabehandeld worden, bv. aan de hand van actief kool adsorptie.

2.3. Veiligheid

Er dient wel de nodige aandacht te worden besteed aan de potentiële blootstelling van de operatoren. Het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen als handschoenen, bril en stofmaskers is in dat geval verplicht.

Geen concrete kostprijsgegevens bekend. Aangezien dit hoofdzakelijk een manueel proces is, worden de kosten voornamelijk bepaald door de arbeidskosten.

Laatste herziening: 09/10/2024