1.1. Definitie
Gft-afval is volgens VLAREMA Artikel 1.2.1. "het keuken- en tuinafval dat afkomstig is van het gescheiden ingezamelde organische deel van het huishoudelijk afval. Het omvat composteerbaar keukenafval en etensresten en het gedeelte van het tuinafval dat bestaat uit niet-houtig, fijn materiaal".
Groenafval wordt gedefinieerd als "het composteerbaar organisch afval dat onder meer vrijkomt in tuinen, plantsoenen, parken, oevers van waterlopen en wegbermen en natuurgebieden".
Organisch-biologisch bedrijfsafval is "het organisch-biologisch afval van bedrijven, met inbegrip van keukenafval en etensresten en levensmiddelenafval".
Organisch-biologische afvalstoffen is de verzamelnaam voor groenafval, gft-afval en organisch-biologische bedrijfsafvalstoffen.
Bioafval is volgens de Europese Richtlijn afvalstoffen (Artikel 3) "biologisch afbreekbaar tuin- en plantsoenafval, levensmiddelen- en keukenafval van huishoudens, kantoren, restaurants, groothandel, kantines, cateringfaciliteiten en winkels en vergelijkbare afvalstoffen van de levensmiddelenindustrie";
1.2. Hoeveelheden
1.2.1. Huishoudelijk afval
In onderstaande figuur vindt u de inzamelcijfers die door de afvalinzamelaars en -verwerkers via het Materialeninformatiesysteem MATIS gerapporteerd werden aan de OVAM. De cijfers bevatten het huishoudelijk afval, maar ook het vergelijkbaar bedrijfsafval.
Het groenafval wordt zowel in zijn totaliteit weergegeven, als opgesplitst in snoeihout en boomstronken en gemengd tuinafval.

1.2.2. Bedrijfsafval
Bij het beheer van publiek en privaat bedrijfsgroen komt een grote hoeveelheid groenafval vrij. In het rapport 'Marktanalyse biomassareststromen 2022' van de OVAM wordt de evolutie van de hoeveelheid groenafval besproken. De beschikbare cijfers zijn een inschatting op basis van de meldingen via het IMJV. Hieruit blijkt dat bij openbare besturen en bedrijven een stijging waar te nemen is tussen 2014 en 2020, met een kleine terugval in 2016. In 2020 werd ongeveer 350 000 ton groenafval ingezameld.
2.1. Vlaamse wetgeving
2.1.1. VLAREMA
Bioafval is vanaf januari 2024 een huishoudelijke afvalstof die gescheiden moet worden ingezameld (Artikel 4.3.1.). Deze maatregel geeft uitvoering aan actiepunt 22 van het 'Lokaal Materialenplan 2023-2030' (zie 2.1.5.), om te voldoen aan de herziene kaderrichtlijn afvalstoffen (zie 2.2.).
Groenafval enerzijds en keukenafval en etensresten anderzijds zijn bedrijfsafvalstoffen die gescheiden moeten worden aangeboden (Artikel 4.3.2.). Het verbranden of storten van afzonderlijk ingezamelde afvalstromen is verboden, tenzij de minister een gemotiveerde individuele afwijking toestaat (Afdeling 4.5.).
GFT- en groencompost uit vergunde GFT- en groencomposteer of -vergistingsinstallaties met maximaal 25% organisch-biologische bedrijfsafvalstoffenkomen komen in aanmerking voor gebruik als meststof- of bodemverbeterend middel (Bijlage 2.2 afdeling 1). De dosering zoals vermeld in bijlage 2.3.1.C mag niet overschreden worden. Uitzonderingen gelden voor het aanbrengen van compost in het kader van een driejarig teeltplan en voor de heraanleg van groenvoorzieningen, infrastructuurwerken of andere cultuurtechnische werken. De maximaal toegelaten gehalten aan verontreinigende stoffen zijn gespecifieerd in bijlage 2.3.1 A. Een keuringsattest dient afgeleverd door Vlaco vzw of een andere daarvoor erkende instelling. De Certificeringscommissie Meststoffen - Bodemverbeterende Middelen houdt toezicht op de certificering.
2.1.2. VLAREM II
Wat betreft de sectorale milieuvoorwaarden voor composteer- en vergistingsinstallaties van organisch biologisch afval is hoofdstuk 5.2 (inrichtingen voor de verwerking van afvalstoffen) van VLAREM II belangrijk. Meer bepaald legt Subafdeling 5.2.2.3 voorwaarden op inzake de aanvaarding, opslag en behandeling van groenafval, GFT-afval en organisch-biologische bedrijfsafvalstoffen. Met de VLAREM-trein 2013 werd subafdeling 5.2.2.3. hernoemd: 'Opslag en compostering van groenafval, GFT-afval en organisch-biologische bedrijfsafvalstoffen' en wordt er een nieuwe subafdeling 5.2.2.3ter ingevoerd: 'Opslag en biologische behandeling van niet gevaarlijke afvalstoffen'.
Thuiscompostering en boerderijcompostering, op basis van enkel bedrijfseigen uitgangsmateriaal en wanneer de compost uitsluitend bestemd is voor de eigen percelen, is niet onderworpen aan de VLAREM-wetgeving terzake.
2.1.3. Mestdecreet
Het Mestdecreet (22 december 2006) wil eutrofiëring van grond- en oppervlaktewater tegengaan door een beperking van de hoeveelheid nutriënten die per jaar en per hectare landbouwgrond met meststoffen mogen opgebracht worden. Het decreet definieert bemestingsnormen en -verboden overeenkomstig bodemtype, gebiedstype en teelt of teeltcombinatie. Het bepaalt ook de methodes voor aanbrengen, staalname, de berekeningswijzen etc.
Voor gecertifieerde GFT- en groencompost bestaat een aantal uitzonderingsmaatregelen: ze moeten niet emissiearm aangewend worden, ze zijn niet gebonden aan specifieke periodes van aanbrengen, naast het gebruik op landbouwgrond of in groeimedium is ook het gebruik bij aanplantingen en onderhoud van tuinen, parken en plantsoenen toegelaten, de regels voor transport zijn minder streng en ook de berekening van de maximale hoeveelheid op te brengen hoeveelheid stikstof en fosfor is soepeler dan voor andere meststoffen.
Volgens het uitvoeringsbesluit van 28 oktober 2016 (VLAREME), moet GFT-compost en groencompost ook niet vervoerd worden door erkende mestvervoerders.
2.1.4. Bermbesluit
Het doel van dit Besluit (27 juni 1984) is om door een verschraling van de bermen en taluds gelegen langs wegen, waterlopen en spoorwegen een gevarieerde fauna en flora te stimuleren, waardoor bermen een belangrijke natuurbehoudsfunctie kunnen vervullen. Begraasde bermen mogen niet vóór 15 juni gemaaid worden. Een eventuele tweede maaibeurt mag slechts uitgevoerd worden na 15 september. Het maaisel dient verwijderd te worden binnen de tien dagen na het maaien. De Vlaamse Minister bevoegd voor natuurbehoud kan afwijkingen toestaan.
2.1.5. Actie- en uitvoeringsplannnen
Het beheer van organisch-biologische afvalstoffen is in Vlaanderen geregeld via het 'Uitvoeringsplan voor huishoudelijk afval en gelijkaardig bedrijfsafval' (2016), het 'Actieplan voedselverlies en biomassa(rest)stromen circulair 2021-2025' (2021) en het 'Lokaal Materialenplan 2023-2030' (2023)
Vlaanderen was sinds 1992 ingedeeld in groenregio’s en GFT-regio’s, waarin respectievelijk selectieve inzameling van louter groenafval, of van gft-afval en groenafval dient te gebeuren. Vanaf 1 januari 2024 vervalt deze indeling en zijn lokale besturen verplicht om een selectieve inzameling van alle bioafval aan te bieden. De OVAM kan gemotiveerde afwijkingen beoordelen en al dan niet toestaan tot 1 januari 2026. Volgens een milieu-economische kosten-baten studie zou de omschakeling naar gft-inzameling in alle gemeenten minimaal 8,2 kg/inw./jaar huisvuil besparen.
De grootste milieubaat wordt gerealiseerd bij een scenario waarbij gft wordt opgehaald in containers, met verwerking door voorvergisting in combinatie met nacompostering. Daarom wordt dit inzamel- en verwerkingsscenario als standaard opgelegd aan de lokale besturen, met drie alternatieve scenario's:
- Gft-inzameling in zakken in stedelijke kernen
- Proefproject Optimo van Limburg.net
- Inzameling huis-aan-huis van keukenafval en etensresten (gf) in combinatie met huis-aan-huis inzameling van fijn tuinafval.
2.2. Europese wetgeving
2.2.1. Richtlijn Afvalstoffen
Volgens artikel 6 dient de Commissie tegen uiterlijk 31 december 2024 recyclingdoelstellingen te overwegen voor stedelijk bioafval.
Artikel 22 bepaalt dat lidstaten uiterlijk 31 december 2023 bioafval gescheiden moeten inzamelen.
2.2.2. Verordening dierlijke bijproducten niet voor menselijke consumptie
Deze verordening (1069/2009) stelt dat het verboden is om landbouwhuisdieren, met uitzondering van pelsdieren, te voederen met keukenafval en etensresten of voedermiddelen die keukenafval en etensresten bevatten of daarvan afkomstig zijn.
Implementatieverordening Nr. 142/2011, 25 februari 2011, definieert “Keukenafval en etensresten” als alle voedselresten, met inbegrip van afgewerkte bak- en braadolie afkomstig van restaurants, cateringfaciliteiten en keukens, met inbegrip van centrale keukens en keukens van huishoudens. GFT komt dus niet in aanmerking voor gebruik als veevoeder.
3.1. Inzameling
De gemeentes en intercommunales zijn verantwoordelijk voor de afzonderlijke inzameling van huishoudelijk gft- en groenafval (bioafval). Gft-afval wordt minstens tweewekelijks huis-aan-huis opgehaald in containers of biodegradeerbare zakken (enkel in stedelijke kernen). Wanneer lokale besturen kiezen voor het derde alternatieve scenario (zie 2.1.5.) met aparte inzameling van gf-afval en fijn tuinafval, moet het fijn tuinafval minstens maandelijks opgehaald worden.
Geregistreerde IHM’s en/of verwerkers staan in voor de inzameling van het groenafval van bedrijven en gemeentes/overheden. Deze kan je vinden via het OVAM-register van inzamelaars en afvalstoffenhandelaars onder de categorie ‘groenafval, tuinafval, GFT’. Boomstronken en grotere hoeveelheden kunnen ook rechtstreeks aan de composteerinstallatie zelf geleverd worden.
3.2. Verwerking
Compostering is momenteel de belangrijkste verwerkingspiste voor gft- en groenafval in Vlaanderen. Het gebeurt in specifieke gft- of groencomposteringsinstallaties. Volgens de OVAM is compostering of voorvergisting met nacompostering nog steeds de beste beschikbare techniek voor gft-afval en groenafval (OVAM, 2021).
In 2023 werd er volgens Vlaco (2024) meer dan 296.000 ton gft-afval, bijna 95.000 ton groenafval en 11.000 ton organisch-biologisch bedrijfsafval verwerkt in de gft-verwerking. Er is in 2023 ruim 402.000 ton afval gecomposteerd. In de groencomposteringsinstallaties werd 601 000 ton groenafval verwerkt.
Organisch-biologisch bedrijfsafval wordt hoofdzakelijk verwerkt in co-vergistingsinstallaties, in 2023 bijna 1,6 miljoen ton. Daarnaast werd ongeveer 56 000 ton verwerkt in biothermische drogers.
Een lijst van alle Vlaamse GFT- en groencomposteerinstallaties en GFT-vergistingsinstallaties is beschikbaar via de OVAM en op de website van Vlaco vzw. De VLM-Mestbank erkent composterings- en vergistingsinstallaties die ook mest verwerken.
3.2.1. Compostering
Een groencomposteringsinstallatie verwerkt louter groenafval. Groenafval bevat meer houtachtige materialen dan de tuinafvalfractie van gft-afval, en is daarom trager afbreekbaar. Verder is het meestal droger dan gft-afval. Een aangepaste procesvoering is daarom composteren in open lucht, op een verharde ondergrond.
Tijdens de voorbewerking wordt het aangevoerde groenafval verkleind om het contactoppervlak voor micro-organismen te vergroten en gemengd om een zo homogeen mogelijk uitgangsmateriaal met een optimale structuur en vochtgehalte te verkrijgen. Water wordt toegevoegd indien nodig en het geheel wordt opgezet in hopen. De hopen worden regelmatig omgezet en bevochtigd, met afnemende frequentie naar het einde van het composteringsproces toe. Omwille van de lage afbraaksnelheid volstaat meestal een beluchting door de natuurlijke trek in het composterend materiaal en door regelmatige omzetting. In de narijpingsfase gaat het composteringsproces nog traag verder, zodat ook het resterend moeilijk afbreekbaar materiaal verder wordt afgebroken. De nabewerking voorziet in afzeving van het gecomposteerde materiaal op de gewenste fractie(s) in functie van de toepassing. Een deel van de grovere structuurrijke fractie uit de zeefoverloop doet terug dienst als entmateriaal voor het composteerproces.
Een gft-composteerinstallatie verwerkt naast GFT-afval soms ook nog kleinere hoeveelheden groenafval (b.v. overaanbod gras, houtig structuurmateriaal) of organisch-biologische bedrijfsafvalstoffen die qua samenstelling gelijkaardig zijn aan GFT-afval (bv. afgekeurde groenten en fruit uit warenhuizen). In vergelijking met groenafval, bestaat GFT-afval voor een groter gedeelte uit snel afbreekbaar materiaal, het heeft een hoger vochtgehalte, een lagere C/N verhouding en een slechtere structuur. Voor zulk soort uitgangsmateriaal zijn gesloten composteersystemen als hal- en tunnencompostering aangewezen, met intensievere blaas- en zuigbeluchtingsmechanismen en opvang en reiniging van de proceslucht.
Tijdens de voorbewerking dienen meestal ook grove bestanddelen en verontreinigingen uit het GFT-afval verwijderd door combinaties van zeven, magneetscheiding, ballistische scheiding en/of windzifters. Indien nodig wordt extra structuurmateriaal bijgemengd. Soms kan er ook in de nabewerking nog verwijdering van verontreinigingen nodig zijn om een goede kwaliteit te waarborgen.
Het eindproduct, de groen- of gft-compost, vindt afzet als bodemverbeterend middel bij onder andere land- en tuinbouwbedrijven, openbare groendiensten, tuinaanleggers en particulieren.
3.2.2. Vergisting
Voor organische afvalstromen met een beperkte hoeveelheid houtachtig materiaal als gft-afval en bermmaaisel is ook vergisting een optie. Tijdens het vergistingsproces breken micro-organismen in afwezigheid van zuurstof en onder gecontroleerde omstandigheden biodegradeerbare materialen af. Dit proces gaat gepaard met productie van biogas, een mengsel van methaan, CO2 en restgassen, dat dienst kan doen als energiebron. In vergelijking met een composteringsproces, komt er bij vergisting minder warmte, CO2 en water vrij en wordt het organische materiaal minder verregaand afgebroken. Het overblijvende digestaat kan dienst doen als meststof, of kan nabehandeld worden in functie van het beoogde gebruik bv. via droging of compostering.
De in Vlaanderen beschikbare installaties voor vergisting van GFT-afval, passen een combinatie van aërobe en anaërobe processtappen toe: na anaërobe vergisting volgt een aërobe narijping of compostering.
Het gevormde biogas wordt uit de vergister opgevangen, en eventueel ontdaan van verontreinigingen die hinderlijk kunnen zijn voor de energetische valorisatie. Het gezuiverde biogas wordt vervolgens verbrand in een verwarmings- of stoomketel of in een gasmotor, voor productie van warmte en/of elektriciteit.
3.2.3. Versnippering voor mulching
Een andere optie voor ondermeer de houtige fractie van groenafval (snoeihout) is versnippering voor mulching. Mulching is het toedekken van de bodem met een laag organisch materiaal. Het zorgt voor een bescherming van de bodem tegen onder andere uitdroging, erosie en grote temperatuursverschillen. Het stimuleert daarmee het bodemleven, verbetert op termijn de bodemstructuur en beperkt ook het kiemen van onkruidzaden. Versnippering van snoeihout en inzet als mulch kan direct gebeuren op de plaats waar een snoeihoutfractie van groenafval vrijkomt bv. bij onderhoud van parken of tuinen. Vaak wordt snoeihout ook verhakseld op de gemeentelijke containerparken en worden de houtsnippers ter plaatse aangeboden.
Het gebruik van snoeihout als bodembedekker is enkel toegelaten onder volgende voorwaarden (OVAM, 2021):
- "Enkel gezond en zuiver snoeihout mag worden verhakseld. Fijn groenafval (gras, bladeren, haagscheersel, groen van coniferen) is niet toegelaten; Deze voorwaarde is niet van toepassing wanneer particulieren hun eigen snoeiafval verhakselen voor gebruik in de eigen tuin;
- Het gebruik van mulchmateriaal uit houtafval (bouw- en sloophout, paletten …) is verboden;
- De grofheid van het mulchmateriaal moet zich voor 90 % bevinden tussen 10 en 90 mm;
- Het mulchmateriaal moet vrij zijn van geur en verontreinigingen;
- De opslag van verhakseld snoeihout is beperkt tot 2 maanden na verhakseling."
3.2.4. Energetische verwerking
Selectief ingezamelde afvalstromen vallen onder het verbrandingsverbod (VALREMA Artikel 4.5.2. §1.). Ook de eindproducten van compostering of vergisting van organisch-biologisch afval vallen hieronder. De recyclageresidu's van compostering en vergisting vallen niet onder het verbrandingsverbod (Artikel 4.5.2. §3). Het teveel aan structuurmateriaal en de licht verontreinigde zeefoverloop van composteerinstallaties kunnen ingezet worden als biobrandstof in klassieke stookinstallaties of warmtekrachtkoppelingsinstallaties (WKK) voor de productie van warmte en/of elektriciteit.
- Huybrechts, D. & Vrancken, K. (2006). Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor composteer- en vergistingsinstallaties. Academia Press.
- OVAM (2021). Actieplan voedselverlies en biomassa(rest)stromen circulair 2021-2025. https://emis.vito.be/sites/emis/files/articles/91/2021/VR%2020210423%20Actieplan%20voedselverlies%20en%20biomassa%202021-2025.pdf
- OVAM (2023a). Cijfers huishoudelijk afval en gelijkaardig bedrijfsafval. Retrieved May 27, 2024, from https://ovam.vlaanderen.be/cijfers-huishoudelijk-afval-en-gelijkaardig-bedrijfsafval
- OVAM (2023b). Lokaal Materialenplan. Uitvoeringsplan huishoudelijk afval en gelijkaardig bedrijfsafval 2023-2030. https://www.vvsg.be/Publiek/nieuwsberichten/Milieu%2C%20klimaat%20en%20duurzaamheid/Afval/20230526_lokaal_materialenplan_2023_2030.pdf
- OVAM (2023c). Marktanalyse biomassastromen 2022. https://publicaties.vlaanderen.be/view-file/55843
- Vlaco (2024). Selectieve inzameling en verwerking in cijfers (2023). https://vlaco.be/nieuws/selectieve-inzameling-en-verwerking-in-cijfers-2023