Depollutie en demontage van voertuigwrakken

1.1. Inleiding

Na de inzameling en acceptatie van afgedankte voertuigen bij vergunde verwerkers volgt verplicht een depollutie en demontage. Na de depollutie en demontage kan het voertuigwrak verder verwerkt worden met het oog op de recyclage van verschillende fracties.

1.2 Depollutie

De depollutie bestaat uit het verwijderen van de milieuschadelijke vloeistoffen en onderdelen. De depollutie voorkomt milieu- en veiligheidsrisico’s tijdens de verdere verwerking en dient ervoor te zorgen dat het shredderresidu optimaal nuttig toegepast kan worden.

Voor alle voertuigwrakken geldt een depollutieplicht (VLAREM II artikel 5.2.2.6.4. §2). Dit bestaat ten minste uit volgende handelingen:

aftappen en afzonderlijk opslaan van de vloeistoffen;

aftappen van de koudemiddelen voor airconditioning met een gesloten systeem;

leegmaken van de remvloeistoftank;

aftappen van de motorolie, transmissieolie en de aandrijfolie;

demonteren van de motoroliefilter;

leegmaken van de brandstoftank door gebruik te maken van rechtstreekse afzuiging in de tank of van een spatvrij leegloopsysteem;

6°/2

aftappen van dieselemissievloeistof;

aftappen van het differentieel en eventueel van het verdeeldrijfwerk;

aftappen van de olie van de stuurinrichting of stuurbekrachtiging;

aftappen van hydraulische oliën uit wielophangingssystemen;

10°

aftappen van koelvloeistof;

11°

aftappen van ruitensproeiervloeistof;

12°

demonteren van eventuele gastanks;

13°

demonteren van batterijen en accu’s;

14°

onschadelijk maken van pyrotechnische delen van airbags/gordels;

15°

demonteren van katalysatoren en andere gevaarlijke onderdelen.

16°

demonteren of gescheiden inzamelen van de onderdelen en materialen die gemerkt of herkenbaar gemaakt moeten worden overeenkomstig bijlage I bij het koninklijk besluit van 19 maart 2004 houdende productnormen voor voertuigen.

Hoewel er algemene richtlijnen zijn voor het depollueren van voertuigwrakken, zit elk type voertuig anders in elkaar. Om deze reden wordt voor afgedankte voertuigen het ‘Internationaal Demontage Informatiesysteem’ (IDIS), een online tool, gebruikt voor specifieke ontmantelingsrichtlijnen en veiligheidsvoorschriften (https://www.idis2.com/). Ook voor bijvoorbeeld vrachtwagens voorzien sommige fabrikanten demontage-handboeken. Voor het verwijderen van de verschillende systeemvloeistoffen kan gebruik gemaakt worden van verschillende gereedschappen of van speciaal verkrijgbare apparatuur. De meest effectieve apparatuur is specifiek ontworpen voor de depollutie van voertuigen. Bovendien verzekert deze apparatuur een relatief snelle depollutie tussen 20-30 minuten per voertuigwrak (defra & BIS, 2011). De meeste apparatuur die op markt is, maakt gebruik van vacuüm of perslucht om zoveel mogelijk systeemvloeistoffen te verwijderen.

Vaak bevinden zich op het voertuigwrak aansluitpunten of worden de leidingen doorgeknipt of -gezaagd. In sommige gevallen moet een gat worden geboord. De depollutie omvat de verwijdering van alle systeemvloeistoffen, tenzij ze nodig zijn voor het hergebruik van de onderdelen in kwestie, en van al de polluerende/schadelijke onderdelen.

Een erkend centra+ mag enkel een HEV-batterij uit het afgedankte voertuig verwijderen en logistiek verwerken. Het EC+ heeft hiervoor instructies van de producent nodig en het gebruikt CE-gemarkeerd gereedschap. Het mag de HEV-batterij nooit zelf verder ontmantelen of verwerken, tenzij met expliciete instructies van de producent en de nodige opleidingen en apparatuur. Ook de diagnose of een HEV-batterij nog herbruikbaar is in andere (stationaire) toepassingen, is niet de taak van een EC+.

 

1.3. Demontage

Volgens VLAREM II artikel 5.2.2.6.4. §4 moet de demontage bestaan uit het ontdoen van zo mogelijk nuttig toe te passen onderdelen, met inbegrip van vervangingsonderdelen. Ten minste volgende onderdelen worden gedemonteerd met het oog op hergebruik, recyclage of indien dit niet mogelijk is andere nuttige toepassingen:

  • Katalysatoren;
  • Metalen onderdelen die koper, aluminium en magnesium bevatten, indien deze materialen na het shredderen niet zodanig worden gescheiden dat ze als materialen kunnen worden gerecupereerd;
  • Banden en grote kunststofonderdelen zoals bumpers, instrumentenborden, vloeistoftanks… indien deze materialen na het shredderen niet zodanig worden gescheiden dat ze als materialen kunnen worden gerecupereerd.
  • Glas, als dit na het shredderen niet zodanig wordt gescheiden dat het als materiaal kan worden gerecupereerd.

De mate van de demontage en de keuze van de demontagemethodes worden, zonder afbreuk te doen aan de relevante wettelijke vereisten, o.a. afhankelijk gesteld van:

  • De marktevolutie van onder meer de kostprijs en de afzetmogelijkheden voor de onderdelen en materialen ;
  • Het demontagegemak;
  • De evolutie van de performantie van de technieken van demontage-scheiding-recyclage;
  • de mogelijkheden van hergebruik;
  • De richtlijnen van de constructeurs in de demontagehandleidingen.

 

 

2.1. Afvalstoffen

Depollutie en demontage moet ervoor zorgen dat zoveel mogelijk materialen en onderdelen zo hoogwaardig mogelijk kunnen verwerkt worden.

Bij de depollutie en demontage van voertuigwrakken komen een aantal afvalstoffen vrij:

  • Vloeistoffen: Ruitensproeiervloeistof en koelvloeistof mogen samen opgeslagen worden. Ze worden gezuiverd via destillatie. Een deel kan dan hergebruikt worden en een deel zal verbrand worden met energierecuperatie (Renewi, n.d.). 
  • Remvloeitstof: deze olieachtige vloeistof kan gezuiverd worden en met een veresteringsproces tot nieuwe remvloeistof gerecycleerd worden (Proviron, 2022).
  • Diesel- of benzineresten: Voldoende kwalitatieve brandstof kan als alternatieve brandstof voor grote industriële ketels worden gebruikt. Minder kwalitatieve resten wordt gebruikt in daarvoor vergunde cementovens (Febelauto, 2019).
  • Oliefilters: Ze worden geplet om alle afvalolie te recupereren. Het metalen omhulsel dat overblijft van de oliefilters wordt gezuiverd en gerecycleerd (Febelauto, 2019).
  • Smeerolieën: Ofwel ontdoen verwerkers de olie van sediment en water via een eenvoudige zuivering. Ofwel gebruiken ze de olie als steunbrandstof. Een deel van de olie wordt ook gebruikt als brandstof in cementovens (Febelauto, 2019).
  • Aircogas: het gas wordt hergebruikt in nieuwe aircosystemen

 

2.2. Bodemverontreiniging

Bij het depollueren en demonteren van voertuigwrakken kunnen gevaarlijke stoffen, zoals olieën en andere vloeistoffen lekken of gemorst worden. Plaatsen waar voertuigwrakken worden opgeslagen of behandeld moeten voorzien zijn van een vloeistofdichte vloer met afwateringssysteem met een koolwaterstofafscheider en slibvangput. 

2.3 Emissies naar lucht

Technici die aan de koelmiddelenkring van (bepaalde) voertuigen werken, dienen een opleiding te volgen en een certificaat te behalen (cfr. verordening 307/2008) om te voorkomen dat gefluoreerde broeikasgassen in de atmosfeer terechtkomen.

Er zijn geen concrete kostprijzen bekend voor de depollutie en demontage van voertuigwrakken. Het proces is arbeidsintensief, waardoor de kosten sterk bepaald worden door de werkuren.

Laatste herziening: 09/10/2024