Koninklijk besluit houdende de reglementering van het gebruik van bepaalde chloorfluorkoolstofverbindingen in de koelinstallaties.

MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU
( N. 91 – 782 )

7 maart 1991. – Koninklijk besluit houdende de reglementering van het gebruik van bepaalde chloorfluorkoolstofverbindingen in de koelinstallaties.

BOUDEWIJN, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 28 december 1964 betreffende de bestrijding van de luchtverontreininging inzonderheid op de artikelen 1 en 3;

Gelet op de wet van 14 juli 1971 betreffende de handelspraktijken;

Gelet op de wet van 26 september 1988 houdende goedkeuring van het Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag, en van de bijlagen I en II, opgemaakt te Wenen op 23 maart 1985;

Gelet op de wet van 29 december 1988 houdende goedkeuring van het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken, en van de bijlagen A, opgemaakt te Montreal op 18 september 1987;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 december 1974 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van installateur-frigorist in de kleine en middelgrote handels- en ambachte-ondernemingen;

Gelet op het advies van de Hoge Gezondheidsraad, d.d. 26 september 1990;

Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het dringend noodzakelijk is beperkende maatregelen voor het gebruik van ozonafbrekende chloorfluorkoolstofverbindingen in de koelsector in te voeren om binnen de door het Protocol van Montreal en de verordening ter zake van de Europese Gemeenschap, gestelde termijnen tot een volledige afbouw van het gebruik van deze stoffen te kunnen komen;

Overwegende dat de omschakeling op andere koelmiddelen procesomschakelingen vereist en dat deze slechts technisch en economisch haalbaar zijn indien de sector deze over een voldoende lange periode kan spreiden. Gezien de einddatum van deze periode door internationale verbintenissen is vastgelegd moet de aanvangsdatum zo vroeg mogelijk zijn.

Op de voordracht van Onze Eerste Minister, van Onze Vice-Eerste Mnister, Minister van Economische Zaken en het Plan en van Onze Staatssecretaris voor Leefmilieu,

 

Hebben wij besloten en besluiten Wij:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

1° "chloorfluorkoolwaterstofverbindingen": de benamingen CFK 11, CFK 12, CFK 113, CFK 114, CFK 115, respectievelijk trichloorfluormethaan, dichloorfluormethaan, trichloortrifluormethaan, dichlorotetrafluorethaan, en chloorpentafluorethaan, alsook de mengsels van deze produkten, onder elkaar of met andere stoffen;

2° "koelinstallatie": het geheel van de onderdelen en apparaten die nodig zijn voor de werking van een systeem dat koelvloeistof bevat, bestemd om warmte te extraheren of uit te stoten: het gaat ondermeer om koelsystemen, airconditioningsinstallaties en warmtepompen;

3° "referentieniveau": de optelling van de inhoud van koelvloeistof en van de bijvullingen (deze optelling wordt hierna "gebruik" genoemd) in 1986 of, wanneer dit onmogelijk blijkt, de som berekend tussen 1 januari 1990 en 31 december 1990; het referentieniveau wordt per koelinstallatie berekend;

4° "bewerkingen": montage, in werkingstelling, aanpassingen, herstellingen, onderhoud, ontmanteling en afbreken van koelinstallaties;

5° "De Minister": de Minister bevoegd voor Leefmilieu.

Art. 2. § 1. Vanaf 1 april 1991 is het verboden koelvloeistoffen te gebruiken die volledig of gedeeltelijk bestaan uit de in artikel 1vermelde chloorfluorkoolwaterstofverbindingen, in de koelinstallaties die, na deze datum, in gebruik worden genomen of aangepast worden aan nieuwe koelvloeistoffen.

§ 2. Het gebruik van de in § 1 vermelde koelvloeistoffen in koelinstallaties die voor 1 april 1991 in gebruik worden genomen zal per eigenaar van deze installaties, beperkt worden ten aanzien van het referentieniveau, met:

- 25% tijdens de periode tussen 1 april en 31 december 1991 en tijdens het volgend jaar

- 50% tijdens de periode van 1 januari tot 31 december 1993

- 80% tijdens de periode van 1 januari tot 31 december 1994 en voor elke daarop volgende periode van één jaar.

Het gebruik van de in artikel 1 vermelde koelvloeistoffen wordt verboden vanaf 1 januari 1995, behalve indien het om van recyclage afkomstige vloeistoffen gaat.

Vanaf 1 januari 1998 worden het gebruik alsook het bezit, zelfs met recyclagedoeleinden, van de in artikel 1 vermelde koelvloeistoffen verboden.

§ 3. De bewerkingen die verband houden met de koelinstallaties die de in artikel 1 vermelde chloorfluorkoolwaterstofverbindingen gebruiken moeten uitgevoerd worden door geschoolde technici of bevoegde firma’s, met name die welke beschiken over het attest afgeleverd krachtens het koninlijk besluit van 21 december 1974 en die daarbij een daartoe voorziene apparatuur gebruiken.

De teruggewonnen vloeistof moet naar een verwerkingscentrum worden gestuurd.

Om de eventuele lekken van chloorfluorkoolwaterstofverbindingen te beperken, moeten de in dit besluit bedoelde koelinstallaties preventief worden onderhouden, volgens de procedures omschreven in de op het ogenblik van deze bewerkingen bestaande normen en codes van goede praktijken.

§ 4. Ten einde de overeenstemming van bovengemelde cijfers na te gaan, moeten de invoerders, bottelaars en groothandelaars van de in artikel 1 van dit besluit genoemde koelvloeistoffen, driemaandelijks, de Minister in kennis stellen van de geleverde hoeveelheid, per type van vloeistof, met of zonder recyclage, met vermelding van de datum van levering, naam, adres en BTW-nummer van de gebruikers, en dit voor het eerst op 30 juni 1991, ten laatste.

De referentieniveau’s worden aan de Minister toegestuurd, 30 juni 1991, ten laatste.

Bovendien, moeten de gebruikers, installatie-, onderhouds-, herstellingsfirma’s, alsook de technici bevoegd voor het vullen en het aftappen van koelvloeistoffen, driemaandelijkse statistieken bijhouden van het gebruik van chloorfluorkoolwaterstofverbindingen per koelinstallatie, met vermelding van de gebruikte hoeveelheden, typen van vloeistoffen, al dan niet gerecycleerd, plaats van het gebruik, naam en adres an de gebruiker met BTW-nummer, en dit voor het eerst op 30 juni 1991, ten laatste.

Art. 3. § 1. De bepalingen van artikel 2 van dit besluit zijn niet van toepassing op de koelinstallaties waarvan de koudemiddelvulling minder dan 10 kg bedraagt voor de installaties aangedreven door een systeem met thermostatische expansieventielen en minder dan 3 kg voor installaties met een capillair expansiesysteem, voor zover het op de markt beschikbare elektromechanisch materiaal het gebruik van koelvloeistoffen die niet zijn opgenomen in artikel 1 niet mogelijk maakt; in het andere geval wordt de verbodsdatum waarvan sprake in artikel 2, § 1, door de Minister vastgesteld.

§ 2. De vulling bedoeld in §1 wordt bepaald door optelling van de inhouden van alle installaties gelegen in eenzelfde gebouw of inrichting. Deze bepaling geldt evenwel niet voor gebouwen die uitsluitend voor privaat woongebruik zijn bestemd, voor zover de voorwaarden van § 1 zijn vervuld.

Art. 4. De Minister kan, bij ministerieel besluit afwijkingen toestaan op de bepalingen van artikel 2 van dit besluit voor sommige toepassingen warvoor nog geen bevredigende vervangmethoden bestaan.

Art. 5. De inbreuken op de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft, overeenkomstig de bepalingen van de wet an 28 december 1964 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging en van de wet van 14 juli betreffende de handelspraktijken.

Art. 6. Onze Minister van Economische Zaken en Onze Staatssecretaris voor Leefmilieu, zijn ieder wat hem betreft belast met de uitvoerig van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 maart 1991.

BOUDEWIJN

Van Koningswege:

De eerste minister,

W. MARTENS

De Vice-Eerste Minister

en Minister van Economische Zaken en het Plan,

W. CLAES

De Staatssecretaris voor Leefmilieu,

Mevr. M. SMET