03/02/2006

Wijzigingen oppervlaktedelfstoffendecreet dragen bij tot administratieve vereenvoudiging

Terug naar artikeloverzicht

Op voorstel van Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, heeft de Vlaamse Regering vandaag de wijzigingen aan het besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 houdende regels tot uitvoering van het Oppervlaktedelfstoffendecreet (VLAREOP) principieel goedgekeurd.

Deze aanpassingen zullen onnodige kosten en onvolkomenheden wegwerken en moeten bijdragen tot een verlichting van de planlast.

Het Oppervlaktedelfstoffendecreet en het bijhorend uitvoeringsbesluit VLAREOP zijn in werking getreden op 8 juli 2004. Deze regelgeving poogt, via een integrale benadering, de maatschappelijke en economische noden van een delfstoffenbevoorrading te verzoenen met de milieu-technische en ruimtelijke eisen.

VLAREOP geeft uitvoering aan het delfstoffendecreet inzake

  • de inhoud en procedures tot vaststelling van de delfstoffenplannen,
  • de natuurlijke samenstelling van de oppervlaktedelfstoffen via een certificaat van herkomst,
  • het efficint en doelmatig benutten van ontginningsgebieden en financile zekerheden met betrekking tot de eindafwerking van de ontginningsgebieden.

Een evaluatie van het decreet na anderhalf jaar ervaring leidde tot de vaststelling dat er een aantal aanpassingen tot verbetering mogelijk waren. Deze aanpassingen zullen onnodige kosten en onvolkomenheden wegwerken en moeten bijdragen tot een verlichting van de planlast voor de Vlaamse overheid, gemeenten en provincies en de ontginners van delfstoffen.

Er worden vier aanpassingen doorgevoerd:

  1. Ontginners van delfstoffen dienen een geldelijke waarborg te geven. Op voorwaarde dat zij hun ontginningswerken correct uitvoeren, krijgen zij hun waarborg terug gestort. Door de aanpassing van het decreet krijgen zij voortaan meer keuzemogelijkheden voor het stellen van deze waarborg waardoor goedkopere formules mogelijk zijn, die echter voor de overheid een even grote zekerheid bieden.

  2. Voortaan is geen certificaat van herkomst meer nodig wanneer de ontgonnen oppervlaktedelfstoffen onmiddellijk na het ontginnen getransporteerd worden van de plaats van ontginning naar de plaats waar zij als grondstof verwerkt worden. In deze specifieke omstandigheden zijn de milieuhyginische risico's van het gebruik van de delfstoffen immers voldoende ingeperkt zodat een via boringen, monsternames en analyses zr duur bekomen certificaat weinig meerwaarde zou bieden.

  3. Vandaag zijn de vergunninghouders van ontginningen verplicht om elk jaar een uitgebreid voortgangsrapport in te dienen. Door de aanpassing van het decreet volstaat het om vijfjaarlijks een uitgebreid voortgangsrapport in te dienen. De tussentijdse vier jaren volstaat het enkel de wijzigingen ten opzichte van het basisrapport  door te geven.
    Op die manier wordt gezorgd voor een adequaat evenwicht tussen de opmetingskosten voor de vergunninghouder en het vervullen van de toezichts- en controlebevoegdheden van de administratie.

  4. Om de planlast terug te dringen, wordt de opmaak van de bijzondere oppervlaktedelfstoffenplannen vereenvoudigd en beter afgestemd op de ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvoor de bijzondere oppervlaktedelfstoffenplannen een basis zijn. Zo een bijzonder delfstoffenplan wordt voortaan slechts nmaal door de Vlaamse Regering vastgesteld, dit echter nog steeds na consultatie van het publiek. Tegelijkertijd met de vaststelling van een bijzonder delfstoffenplan zal de Vlaamse Regering aan de Vlaamse minister van Ruimtelijke Ordening de opdracht geven een ruimtelijk uitvoeringsplan te laten opstellen teneinde bindende kracht te geven aan de ontginningsgebieden zoals voorgesteld in het bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan. Ook over de ruimtelijke uitvoeringsplannen kunnen de bevolking en de gemeenten en provincies advies geven.

Bron : Persbericht van het kabinet van minister Kris Peeters