06/07/2006

Wensdenken blokkeert ambities klimaatbeleid

Terug naar artikeloverzicht

Het is zeer waarschijnlijk dat de doelen van het huidige EU-klimaatbeleid niet worden gehaald. Ambitieus klimaatbeleid vereist een wereldwijde lange termijnstrategie met oog voor kosten en belangen van andere grote landen. Het klimaatbeleid van Nederland en de Europese Unie is teveel gericht op het beperken van de CO2 uitstoot binnen de eigen grenzen en te weinig op mondiale effecten. Daardoor is het niet effectief. Nederland moet meer prioriteit geven aan tijdige aanpassing aan de gevolgen van een veranderend klimaat, zoals meer afvoer van rivierwater en een hogere zeespiegel. Dat vindt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in zijn rapport "Klimaatstrategie - tussen ambitie en realisme". De WRR stelt een meervoudige klimaatstrategie voor in drie richtingen: aanpassing aan klimaatverandering, reductie van emissies van broeikasgassen en effectieve wereldwijde cordinatie. Hiervoor geeft de raad in het rapport tien aanbevelingen.


Hoge prioriteit voor aanpassing

Aanpassing aan klimaatverandering is geen nederlaag, maar juist aantrekkelijk omdat de vruchten van de lokale inspanning lokaal worden genoten, terwijl dat bij emissiereductie slechts in zeer geringe mate het geval is. Bovendien verandert het klimaat ook als de mondiale emissiereductie succesvol zou zijn. Aanpassing betekent voor Nederland in de eerste plaats waterbeleid in relatie tot de overstromingsveiligheid vanuit de grote rivieren en vanuit zee. Ook al omdat in de afgelopen decennia een achterstand is opgelopen in de kosteneffectieve beveiliging tegen overstromingen. Dat komt doordat de normen van de Deltacommissie niet zijn geactualiseerd. Nederland moet nu al ruimte reserveren voor toekomstige beveiliging tegen overstroming. Deze prioriteit vraagt een sterkere positie van de rijksoverheid ten koste van die van lagere bestuursorganen, want veiligheid is belangrijker dan lokale voorkeuren.


Reductie van emissies: routes en tijdpaden

De tot 2050 vereiste emissiereductie is technisch mogelijk, maar alleen als op mondiale schaal toepasbare technologien gebruikt worden. Hoofdroutes voor emissiereductie zijn energie-efficintie en CO2-afvang en -opslag in combinatie met vergassingstechnologie en gebruik van biomassa. Andere hoofdroutes zijn het afremmen van ontbossing en versneld (her)bebossen en ten slotte reductie van methaan en N2O.
Zonne-energie en windenergie bieden tot 2030 veel te weinig potentieel om een wereldwijd toereikende emissiereductie te verwezenlijken. De kosten ervan zullen zeker voor niet-Kyoto-landen onaanvaardbaar zijn. In de wereldwijde energiemix kan nucleaire energie weliswaar voorlopig niet worden gemist, maar kernenergie kan op lange termijn slechts een beperkte en tijdelijke bijdrage leveren. Fossiele energie zal tot 2050 de wereldenergievoorziening domineren
en kolen zullen daarin een hele belangrijke rol spelen. 'Schone fossiele energie' is daarom veel belangrijker dan 'schone alternatieve energie'.
Na 2050 zal er emissievrije energie nodig zijn. Dat kan alleen met nieuwe technologien. Voor de langdurige R&D-inspanning die daarvoor nodig is beveelt de raad de oprichting van een Technologisch Top Instituut aan.


Effectieve wereldwijde cordinatie

In de komende decennia is het voor de rijke OESO-landen de eerste prioriteit ervoor te zorgen dat industrialiserende landen hun economische groei op een emissie-efficinte wijze realiseren.

De handel in emissierechten van het Kyoto-protocol is doelmatig voor de deelnemende landen, maar kan mondiaal gezien niet doeltreffend worden. Dat komt doordat haalbaarheid en doeltreffendheid elkaar uitsluiten. De kleine kring van deelnemende landen kan de emissies nu niet beslissend benvloeden en op lange termijn al helemaal niet. Landen die niet aan Kyoto deelnemen geven prioriteit aan andere belangen: ze wijzen geringere economische groei af en/of vinden energiezekerheid belangrijker. Het is productiever die en andere belangen te onderkennen dan te vervallen in moralisme. Daarom is naast de Kyoto-benadering een 'veelkleurige flexibiliteit' nodig van uiteenlopende initiatieven.

Het VN-klimaatverdrag van 1992 (UNFCCC) verschaft een geschikte basis van beginselen voor multilaterale cordinatie. Maar alleen een institutioneel kader geeft sterkere prikkels tot samenwerking en creert probleemeigenaarschap. Daarvoor zou een World Climate Organisation (WCO) moeten worden opgericht: een vaste organisatie met daaromheen vaste diplomatieke missies. De WCO zou een dagelijks bestuur (Special Climate Council) moeten vormen van vaste (grote) en roulerende landenleden met een geleidelijke uitbouw van bevoegdheden. De WCO kan dan op termijn het leiderschap van de EU overnemen, wat ook impliceert dat de EU en Japan dan niet langer de agenda bepalen. Tot dat moment is leiderschap van de zijde van de EU wenselijk en noodzakelijk om een katalyserende rol te spelen.

Rapport "Klimaatstrategie - tussen ambitie en realisme" downloaden (PDF)

Bron : WRR
______________________________________

Extra info :


De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) is een onafhankelijk adviesorgaan voor de Nederlandse regering. De WRR geeft de regering gevraagd en ongevraagd advies over onderwerpen vanuit een langetermijnperspectief. Deze onderwerpen zijn sectoroverstijgend en hebben betrekking op maatschappelijke vraagstukken waarmee de regering in de toekomst te maken kan krijgen. De WRR-adviezen krijgen hun weerslag in openbare rapporten, die zowel een probleemstellend als adviserend karakter kunnen hebben. Meer informatie over de WRR is te vinden op internet: www.wrr.nl