06/07/2007

VRIND editie 2007

Terug naar artikeloverzicht

2006 was een goed jaar voor Vlaanderen zowel voor zijn inwoners, zijn bedrijven als zijn overheden. De inwoners voelen zich gelukkig en zijn tevreden met vrijwel alle levensaspecten. De economie kende een relatief forse groei, het investeringsklimaat zat goed en ook het aantal nieuwe bedrijven nam toe. Dit positivisme straalde af op de Vlaamse overheid die op een groeiend vertrouwen bij de bevolking kan rekenen. We worden steeds ouder in goede gezondheid, we doen al meer aan sport, de jongeren gaan langer naar school. We zijn welvarend en de armoederisico's worden kleiner. De kwaliteit van het milieu neemt toe, de verkeersveiligheid verbetert.
Wie de ontwikkelingen van iets dichter bekijkt stelt vast dat achter dit rooskleurige beeld ook een aantal bedreigingen en uitdagingen zitten. Binnen Vlaanderen geniet niet iedereen op gelijke wijze van de welvaart, op economisch vlak zijn er enkele flikkerlichten en zeker wanneer rekening wordt gehouden met de gevolgen van de huidige situatie voor de komende generaties is het duidelijk dat er nog werk aan de winkel is. De ambitie van Vlaanderen om tot de Europese top te behoren is niet op alle domeinen al gerealiseerd.

Een gelukkig en tevreden volk

Vrijwel iedereen is tevreden over zijn sociale contacten, de woning en de buurt waar men woont. Als er al geklaagd wordt, heeft het te maken met persoonlijke zaken zoals beschikbare tijd, gezondheid, inkomen. Er is zelfs een positieve trend over de tevredenheid van 'de tijd om te doen wat moet gedaan worden'.

Vlamingen schatten een aantal maatschappelijke ontwikkelingen pessimistisch in. Zo gaat driekwart van de bevolking er van uit dat de inkomensverschillen de komende tien jaar groter zullen worden,  tweederde is ervan overtuigd dat de sociale uitsluiting zal toenemen en de volgende generaties op hun inkomen zullen moeten inleveren. Dit pessimisme stijgt bij iedere bevraging sinds 2000.
Het individualisme heeft niet de bovenhand ondanks het feit dat zegt dat men eerst voor zijn eigen belang moet opkomen en 4/10 zegt dat men eerst voor zijn eigen positie moet vechten. Het gemeenschapsgevoel domineert: 8/10 zegt dat ze zich maar gelukkig voelen als ze iets voor een ander kunnen doen zonder er iets voor terug te krijgen. Jongeren en hoger geschoolden hebben iets meer vertrouwen in de medemens, geloven meer in hun eerlijkheid dan andere groepen.

Toenemend vertrouwen in de overheid ondanks weinig politieke interesse, beperkte kennis van politieke instellingen

Het vertrouwen in de instellingen is de jongste jaren toegenomen. Opvallend is dat vooral de politieke instellingen hun achterstand inhalen: de Vlaamse Regering, het Vlaamse Parlement en ook de Vlaamse politieke partijen krijgen steeds meer vertrouwen (in de lente 2006 zelfs 14 procentpunt meer dan in 2004).
Europees scoort Vlaanderen op het gebied van vertrouwen vrij hoog.

Bijna de helft van de bevolking zegt helemaal niet of niet echt genteresseerd te zijn in politiek. Bijna een kwart is dit wel, meer mannen en hoger geschoolden. Europees vergeleken scoren de Vlamingen zowel wat interesse, genformeerdheid als deelname aan de politieke discussie laag. Het gebrek aan politieke interesse verklaart wellicht de zeer beperkte kennis van bevolking van de overheidsinstellingen en de bevoegdheidsverdeling. De gewestelijke bevoegdheden zijn minder gekend.

Gezondheidszorg en werkgelegenheid zijn de hoogste prioriteit voor de Vlamingen
Wegvallen waarden en normen belangrijkste probleem

In de veronderstelling dat de Vlaamse overheid over meer budgettaire ruimte zou beschikken, opteert een meerderheid van de bevolking er voor om deze middelen in te zetten voor gezondheid en werkgelegenheid.

Als Vlamingen gevraagd wordt (voorjaar 2006) vijf belangrijke maatschappelijke problemen uit een voorgelegde lijst te selecteren, wordt het druggebruik bij jongeren het meest aangekruist. De top vijf wordt vervolledigd met de pensioenzekerheid, de werkloosheid, het wegvallen van normen en waarden en de onveiligheid op straat. Wanneer men uit deze top vijf het belangrijkste probleem moet aanduiden, wordt het wegvallen van waarden en normen het meest vermeld. De aandacht voor de milieuproblematiek neemt jaar op jaar af terwijl de gevoeligheid voor normen toeneemt sinds 2000. Er is niet gevraagd naar de redenen, de volgorde van probleemsituaties kan veranderen omdat bepaalde problemen opgelost geraken of omdat andere op dat ogenblik belangrijker lijken voor de respondent.

Na het verslag over de houdingen en opvattingen van de bevolking op basis van de jaarlijkse survey naar waarden, houdingen en gedragingen, wordt nu iets dieper ingegaan op enkele harde cijfers zoals deze door de verschillende departementen en agentschappen de voorbije jaren werden geregistreerd. Waar mogelijk wordt verwezen naar streefdoelen of wordt vergeleken met de situatie in EU-25.

Flinke economische groei, meer ondernemingen, goede scores op het gebied van kenniseconomie

Met een economische groei van + 3,3% was 2006 alvast een goed jaar. De investeringen blijven op een hoog peil, hoger dan in de buurlanden. De laatste jaren komen er netto steeds meer ondernemingen bij. Toch zijn er in Vlaanderen nog relatief weinig personen die de stap naar ondernemerschap zetten. Er blijft vooral een onbenut potentieel bij vrouwen en 50-plussers.
Buitenlandse inplantingen (vooral uit Nederland, Frankrijk en VS) staan in voor n vijfde van het aantal banen en een derde van de toegevoegde waarde. Er is vooral groei in marktdiensten, high-tech bedrijven met hoge TW en arbeidsproductiviteit, maar ook iets hogere loonkost.
Het Vlaamse Gewest is een exportgedreven economie met een sterke orintatie op de drie buurlanden en de EU-25 (3/4 uitvoer). In 2005 wonnen een aantal groeimarkten aan belang (BRIC-landen Brazili; Rusland, India, China), maar toch verminderde ons marktaandeel op deze bestemmingen als gevolg van concurrentie van andere marktspelers.

De uitbouw van de kenniseconomie kreeg veel input vanwege de overheid dankzij groeiende O&O middelen: van 0,54% BBP in 1995 naar 0,67% in 2007. De bedrijven zelf plaatsen hiertegenover 2,5 keer meer O&O investeringen. Zowat de helft van de Vlaamse bedrijven doet aan proces- of productinnovatie. De medium-hoge en hoogtechnologische sectoren in de industrie zorgen voor 9% van de toegevoegde waarde, in EU-25 is dit 8%. De kennisintensieve diensten zijn in Vlaanderen goed voor 33% van de toegevoegde waarde, dit benadert het EU-gemiddelde (35%) doch is veel minder dan in Brussels Gewest (50%). Het aandeel werkende in deze kennisintensieve sectoren ligt een vijfde hoger dan EU-25 gemiddelde.
Het Vlaamse Gewest telt iets meer dan 34.000 voltijds equivalenten O&O personeel. Vlaanderen scoort daarmee naar verhouding op het niveau van de buurlanden. 3/10 zijn actief in het hoger onderwijs. De effecten zijn er: 1000 academici behaalden een doctoraatstitel, ze realiseerden 17 wetenschappelijke publicaties per 10.000 inwoners, het dubbele van tien jaar geleden. Vlaanderen staat hiermee net onder Nederland en de Scandinavische toplanden.

Werkzaamheid beter dan EU-gemiddelde, maar de arbeidsmarktsituatie van kansengroepen blijft belangrijk aandachtspunt

In Vlaanderen werkt bijna 2/3 (64,9%) van de bevolking op beroepsleeftijd (15-64j) dit is een lichte stijging tov 2004 en iets meer dan EU-25 gemiddelde (grafiek 4.4). De Lissabonnorm (70%) is nog niet bereikt. De lage werkzaamheidsgraad van oudere werknemers (30,7% voor 55-64j), van allochtonen en personen met een arbeidshandicap, zijn n van de belangrijkste problemen op de Vlaamse arbeidsmarkt. Deeltijdse arbeid blijft vooral omwille van combinatie gezin/arbeid (52%) verder opgang maken (22,4%), meer dan in EU-25 maar nog ver af van de Nederlandse situatie (45,7%).

Het aandeel werkzoekenden is in Europees perspectief zeer laag. De maatregelen zoals de trajectwerking van de VDAB hebben een duidelijk positief effect op de instroom naar loontrekkend werk bij jongere, kort geschoolde, zelfredzame, vrouwelijke werkzoekende en ook op de anderstalige nieuwkomers. De activering loopt deels via de sociale economie die ruim 23.000 langdurig werkzoekende tewerk stelt.
Levenslang leren blijft de boodschap (slechts 9% beroepsbevolking, streefnorm 12,5%). Een kwart van de werkende meldt trouwens te weinig mogelijkheden om bij te leren.

Toenemende scholingsgraad maar kansengroepen blijven achterstand hebben

De Vlaamse overheden geven 5,9% van het BBP uit aan onderwijs en scoren hiermee goed in OESO-verband. Het gaat over ruim 40% van de algemene uitgaven van de Vlaamse gemeenschap. Deze inspanningen hebben positieve effecten.
De scholingsgraad van de bevolking blijft spectaculair toenemen. 85% van de jongeren 20-24 jaar heeft minstens een diploma hoger secundair onderwijs (= Europese streefnorm). De ongekwalificeerde uitstroom< /EM> is tot de Europese streefnorm (max 10%) herleid, vooral dankzij de betere studieresultaten van de meisjes. De vrouwen doen het op vele vlakken beter: hogere diploma's (meerderheid in ASO), minder schoolse vertraging, minder ongekwalificeerde uitstroom. Ze hebben echter nog steeds minder interesse voor wetenschappen, technologie en wiskunde. Vlaanderen bereikt op dit vlak wel de Europese norm (15%) maar we kunnen beter.
Het leren van vreemde talen is belangrijk in een internationale omgeving. De Vlaamse studenten, vooral in tweede en derde graad ASO, scoren hier goed.

De situatie in Brussels Hoofdstedelijk Gewest evolueert positief: het aantal leerlingen in het Nederlandstalige basisonderwijs stijgt sterk. Het Nederlandstalig onderwijs staat echter voor grote uitdagingen: in het kleuteronderwijs is minder dan de helft van westerse herkomst, slechts 1 kleuter op 10 is afkomstig uit een homogeen Nederlandstalig gezin.

Ondanks vele inspanningen voor gelijke kansen, blijft er een groot verschil naar nationaliteit qua schoolse vertraging: op het einde van het secundair onderwijs heeft van de allochtone jongeren minstens een jaar moeten zitten blijven tegenover 1 op 3 bij de Belgische jongeren. De keuze voor hoger onderwijs is duidelijk bepaald door de socio-economische status en het opleidingsniveau van de ouders. De allochtone studenten kennen in de universiteiten en hogere scholen een grotere drop out en hun slaagkansen zijn geringer.

Er is beterschap op het gebied van aansluiting school-arbeidsmarkt: 28% van de afgestudeerden vindt onmiddellijk een baan. In 2005 is na 1 jaar  enkel 15% nog steeds werkzoekend, beter dan vorig jaar maar de groep van laaggeschoolden blijft groot (31%) in deze categorie. Bij de hooggeschoolde schoolverlaters heeft slechts 4 % na 1 jaar nog geen werkervaring opgedaan. De middenstandsopleidingen geven zeer goede perspectieven voor de arbeidsmarkt.

Cultuurparticipatie, deelname aan het verenigingsleven en digitale kloof zijn stabiel, sportparticipatie neemt toe

Er is een vrij stabiel beeld van de deelname van de bevolking aan culturele activiteiten. Een derde van de Vlamingen kan men cultuurparticipant noemen, wat nog steeds lager is dan de 50% die in het Pact van Vilvoorde is afgesproken. Inwoners van grootsteden gaan wel vaker en meer naar toneel, dans, concert, film (nabijheid). Er is weinig beweging te krijgen in de groep die nooit aan cultuur meedoet (rond 65%). De belangrijkste redenen om niet naar toneel of concert te gaan is dat men liever thuis zit, geen tijd en geen interesse heeft. Het aantal ontleningen van boeken neemt af, het aandeel frequente lezers van een boek ligt laag in vergelijking met Nederland (1/3 tov ). Het opleidingsniveau blijft een bepalende factor bij cultuurconsumptie, ook voor meer populaire vormen zoals bioscoop: 8 op 10 van de laagst opgeleiden gaan in een jaar nooit naar een film kijken.

Het verenigingsleven scoort goed. De helft van de Vlamingen is actief lid van een vereniging

De sportparticipatie is de laatste jaren toegenomen. De Vlaming scoort duidelijk boven het EU15-gemiddelde voor wekelijkse sportdeelname, 58% van de Vlamingen doet aan sport. Vooral wandelen, fitness, zwemmen en fietsen zijn geliefd, meer ouderen en laagopgeleiden zetten nu ook de stap. Het aantal leden bij erkende sportfederaties blijft stijgen. Vlaanderen telt ook ruim 20.000 sportclubs en 18.500 sportaccommodaties. Deze toenemende sportbeoefening leidt ertoe dat 40% van de gemeenten te weinig infrastructuur (norm= 0,2 m per inwoner) heeft, er is vraag naar meer opensportvelden.

In 2006 keek 90% van de volwassenen wekelijks naar tv-journaal. Het weekbereik van radionieuws en de krant is resp. 76 en 63%. Het radionieuws is hier populairder dan gemiddeld in EU25, kranten lezen is in Vlaanderen minder populair vooral bij vrouwen, lagere inkomens en lager geschoolden. 8% Vlamingen lezen de krant online, hiermee zitten we op het Europese gemiddelde.
Het internetgebruik kent nochtans een sterke vooruitgang. 62% van de volwassenen gebruikt nu ook internet. Er is nog steeds een achterstand bij ouderen, vrouwen, lager opgeleiden en mensen met een lager inkomen. Deze digitale kloof treffen we ook bij andere EU-landen aan.

Stijgende (gezonde) levensverwachting, capaciteitsproblemen in welzijnssector

Vlaanderen doet heel wat inspanningen op het gebied van gezondheidspreventie. We halen de streefnormen van de Wereldgezondheidsorganisatie op het gebied van preventie van infectieziekten (meer dan 90% kinderen tussen 18-24 maanden worden gevaccineerd). Steeds meer vrouwen laten zich screenen op borstkanker (38%). Ondanks vele preventiecampagnes blijft het aandeel rokers stabiel (1/4 boven 15j rookt dagelijks), bij jongeren stellen we gelukkig een daling vast, ook het cannabisgebruik en het alcoholgebruik dalen bij jongeren. Het overgewicht is een nieuwe welvaartziekte: 43% van de Vlamingen is te zwaar en 12% is ronduit zwaarlijvig. Overgewicht komt meer voor bij mannen, ouderen en lager geschoolden. De ongevallensterfte daalt vooral dankzij minder verkeersongevallen. Het aandeel personen dat vroegtijdig sterft door zelfdoding is vrij stabiel maar er is toch een lichte daling tov het referentiejaar 2000.
De levensverwachting, evenals het aantal jaren zonder beperkingen, blijft stijgen. Mannen zouden 78 jaar worden waarvan 67j zonder ernstige functionele beperkingen, vrouwen worden doorgaans 83 jaar waarvan 70 jaar zonder beperkingen. Daarenboven daalt het totale aantal verloren potentile levensjaren of voortijdige sterfte door ziekte, ongevallen en zelfdoding sterk, zowel bij mannen als bij vrouwen. Mensen met een laag inkomen geven slechter zelfrapport over hun gezondheid, en 1/5 stelt medische zorgen uit om financile redenen.

De aanhoudende investeringen in de welzijnssector hebben hier en daar al een positief effect. Het aanbod aan kinderdagverblijven steeg, er zijn nu 34,4 plaatsen per 100 kinderen onder 3 jaar waarmee Vlaanderen voldoet aan de Europese richtlijn (33%). De capaciteit voor opvang en begeleiding van gehandicapten, ouderen, jongeren in een moeilijke opvoedingssituatie stijgt maar tegelijk wordt ook de rele vraag groter; de vraag naar begeleiding en opvang wordt nu ook beter geregistreerd.

Het financile armoederisico is licht gedaald, met 11% zitten we onder het Europese gemiddelde. Vergelijken we niet met het Belgische mediaaninkomen maar met het Vlaamse, dan komen we tot een armoederisico van 14% (de inkomens in Vlaanderen liggen hoger). De situatie van alleenstaanden en grote gezinnen is verslechterd, personen met niet-Europese herkomst hebben drie keer hoger armoederisico, bij niet werkende ligt het armoedepercentage zes keer hoger dan bij werkende. Zonder sociale transfers zou 38% van de bevolking onder de armoedegrens zitten.

Wonen duurder voor huurders dan eigenaars

Driekwart van de Vlaamse huishoudens is eigenaar van een woning, een stijging met 9% t.o.v. de jaren zeventig en een hoge score in vergelijking met EU-25. De kwaliteit en het comfort van de woningen is de jongste jaren nog toegenomen. Vlamingen zijn doorgaans dan ook zeer tevreden over hun woning. Huurders zijn dit iets minder, de kwaliteit en het comfort van de private huurwoningen is iets lager.
De hoge eigendomsgraad wordt gerealiseerd ondanks de stijgende prijzen voor grond en woningbouw. Een bouwgrond kostte in 2005 12% meer dan het jaar voordien, appartementen werden gemiddeld 14% duurder, de verkooprijzen van kleine en middelgrote woningen stegen in 1 jaar met 30%!
Huurders besteden nochtans meer van hun gezinsbudget aan wonen dan eigenaars.  Bij kansarme gezinnen, besteedt 1 op 5 meer dan 30% van het huishoudbudget aan woonkosten. Geen wonder dat steeds meer gezinnen zich kandidaat stellen voor een sociale woning, waar men gemiddeld minder huur betaalt voor doorgaans kwalitatieve woningen. Het sociale huurpatrimonium bedraagt 5,6% van het woningaanbod. Ondanks de extra inspanningen van de Vlaamse overheid blijven er lange wachtlijsten voor sociale woningen bestaan.

Meer maar eco-efficinter vervoer en toegenomen verkeersveiligheid

Het vrachtverkeer explodeerde: tussen 1990 en 2005 namen de afgelegde tonkilometers toe met ruim 83%. Drievierde wordt afgelegd via de weg, wat onder het EU-gemiddelde ligt. Het stijgende autoverkeer leidt de jongste jaren niet langer tot een toename van de vervuiling. Het energiegebruik voor het personenvervoer (wegverkeer en spoor) is gestabiliseerd als gevolg van de verdieselijking van het wagenpark en zuiniger wagens. Bij het goederenvervoer (wegverkeer, spoor en binnenvaart) blijft het energiegebruik wel stijgen. Toch was er in de periode 1995-2005 zowel voor het personenvervoer als voor het goederenvervoer een relatieve ontkoppeling met het energiegebruik en de emissie van broeikasgassen. Strengere Europese emissienormen voor nieuwe voertuigen en brandstoffen zorgden ook voor iets minder ozon en verzuring al zijn de doelstellingen van het MINA-plan 3 nog verre van gehaald.

Om de bereikbaarheid van economische knooppunten en poorten te waarborgen, moeten nog meer andere vervoermiddelen worden ingezet.
De promotie van de binnenvaart werpt duidelijk zijn vruchten af. Tussen 1995 en 2005 is het aantal tonkilometers afgelegd door de binnenvaart gestegen met 60%.
Ook het personenverkeer steeg met 20% tussen 1990 en 2005. 82% van het personenverkeer gebeurt met de auto wat Europees vergeleken nog niet zo slecht is.

Door de verdere uitwerking van de basismobiliteit en de voordelige netabonnementen zag De Lijn het aantal reizigers tussen 1999 en 2006 meer dan verdubbelen.

Ook met betrekking tot verkeersveiligheid wordt vooruitgang geboekt. Tussen 1990 en 2005 nam het aantal verkeersslachtoffers af met meer dan 20%, ruim meer dan het EU-gemiddelde; het aantal verkeersdoden halveerde. In 2005 werden 19 verkeersdoden per 100.000 personenwagens geregistreerd, wat meer is dan in de buurlanden.  De subjectieve beleving van verkeersveiligheid verbetert eveneens.

Vooruitgang op het gebied van milieukwaliteit maar de streefnormen zijn nog niet overal gehaald

Voor de meeste milieuindicatoren wordt vooruitgang geboekt, maar er blijft meestal nog een weg af te leggen om de Europese streefdoelen te halen zowel voor lucht-, bodem- als waterkwaliteit.
We stellen een lichte vermindering van de energiegebonden CO2emissies vast vooral dankzij inspanningen huishoudens en industrie. De globale uitstoot van broeikasgassen (aandeel CO2 = 87%) daalde wel maar ligt nog 1,9% boven het niveau in 1990 terwijl Europese richtlijnen een vermindering voorstelt tov de referentieperiode. Het tweede Vlaamse Klimaatsbeleidsplan voorziet heel wat maatregelen die de reductiekloof voor 80% kan dekken. De potentieel verzurende emissies daalden tussen 1990 en 2005 met 49%. Heel wat industrile sectoren, energie, verkeer (lager zwavelgehalte in brandstof), land- en tuinbouw (mestactieplan, ammoniakreductieplan) deden inspanningen. In 2006 werd de maximumconcentratie van ozon 46 dagen overschreden terwijl het streefdoel is dit aantal tot 25 dagen te beperken (gemiddelde over drie jaar= 34). Een hoge concentratie van fijne stofdeeltjes < /EM> is schadelijk voor de gezondheid. Een derde van de bevolking werd in 2006 meer dan 35 dagen blootgesteld aan de daggrenswaarde.

De totale belasting van het oppervlaktewater is sinds 1990 sterk afgenomen dankzij minder lozingen vanwege de industrie. Tussen juli 2005 en juni 2006 werd toch nog op 42% van de MAP-meetplaatsen een overschrijding van de nitraatnorm vastgesteld. Het aandeel meetpunten dat aan de basiskwaliteitsnorm op het gebied van biologische kwaliteit (Belgische biologische index) voldoet, is toegenomen waardoor 75% van de doelstelling van MINA-plan 3 is bereikt. Los van de kwaliteit vormt de waterbeschikbaarheid op zich een kritisch gegeven voor Vlaanderen.
Er is een ontkoppeling tussen de groei van de bevolking en de consumptie enerzijds en de productie van huishoudelijk afval anderzijds. De huishoudens zorgen echter maar voor een tiende van alle afval. De doelstelling mbt het selectief ophalen van huishoudelijk huisvuil is gehaald. 47% van het bedrijfsafval wordt gerecycleerd of gebruikt als secundaire grondstof.

De Vlaamse overheid vraagt 50.000 ha onder effectief natuurbeheer tegen 2007. Eind 2006 was 74% van deze doelstelling gerealiseerd.
Het Bruto Binnenlands Energiegebruik is sinds 1990 met 36% toegenomen maar doordat het BBP in diezelfde periode sterker steeg, is er een relatieve ontkoppeling tussen het energiegebruik en de economische groei. De energie-intensiteit blijft in Europees perspectief hoog omwille van energie-intensieve industrie in Vlaanderen. De industrie, de transformatiesector en de landbouw doen inspanningen met resultaat. Bij de huishoudens is nog winst mogelijk maar dit vereist een mentaliteitsverandering. Ondanks de zeer sterke toename van de productie van groene stroom blijft het aandeel in het totale bruto binnenlands energieverbruik laag (2,42%) en zitten we nog ver af van de doelstelling (6%).

Een intensieve, duurzame landbouw

De Vlaamse landbouw krijgt een meer duurzaam karakter. Dit blijkt uit het feit dat de eco-efficintie van jaar tot jaar toeneemt: de belangrijkste vormen van milieudruk dalen terwijl de bruto toegevoegde waarde stijgt. De netto-toegevoegde waarde per ha ligt in Vlaanderen 2,5 maal zo hoog als het gemiddelde van de EU-15. De schaalvergroting van de bedrijven zal in de toekomst bijdragen tot de economische leefbaarheid van de Vlaamse landbouw. De Vlaamse landbouwsector behoort tot de Europese koplopers wat betreft het aantal arbeidskrachten per hectare. Dit wijst op de intensiviteit van de Vlaamse landbouw. In 2006 kon de biologische productiewijze rekenen op een hernieuwde belangstelling vanuit de sector doch het aandeel bedrijven en areaal blijft beperkt.

Goed bestuur

Vlaanderen neemt zijn verantwoordelijkheid op om in Belgisch verband de gezamenlijke tekorten en schulden te reduceren tot een niveau dat door het Verdrag van Maastricht wordt opgelegd. De uitstaande schuld van de Vlaamse overheid bedraagt maar een vijfde meer van het niveau in 1996. Sinds 2002 heeft Vlaanderen de bevoegdheid over een groot aantal eigen belastingen, waaronder de registratie- en successierechten, de verkeersbelasting en de onroerende voorheffing. Gerichte belastingverminderingen zorgen ondertussen voor gestegen opbrengsten.

Heel wat gemeenten nemen initiatieven om een klantvriendelijke dienstverlening op te zetten en de burger actiever bij het beleid te betrekken. Grote steden zetten meer personeel (16 personeelsleden per 1000 inw in grootsteden tov 6,4 op platteland) en middelen in voor de dienstverlening en krijgen daarom vanwege de Vlaamse overheid voor hun centrumfunctie extra centen. Ze staan voor grote uitdagingen zoals hoge werkloosheid, meer vreemdelingen (aandeel dubbel zo hoog), meer kansarmoede (meer leefloners, geboorten in kansarme gezinnen is in vijf jaar tijd met 50% toegenomen), meer vergrijzing van de bevolking, duurdere woningen en bouwgronden.

De helft van de bevolking vindt dat de Vlaamse overheid voldoende informatie geeft over haar beslissingen, 6/10 vindt deze informatie nog te ingewikkeld. Dit probleem wordt deels opgevangen door het Contactpunt Vlaamse infolijn die zijn oproepen jaar op jaar ziet stijgen. De Vlaming wenst de overheid via meerdere kanalen te kunnen bereiken, liefst nog via telefoon en vraagt verdere vereenvoudiging van procedures. De Vlaamse overheid beheerst en monitort systematisch de lastenverlaging voor burgers en bedrijven en komt tot een positief rapport. De Europese Unie drukt meer en meer haar stempel op de Vlaamse regelgeving (60%).

Dit was een greep uit de honderden indicatoren die in VRIND 2007 zijn terug te vinden. In de editie 2007 werd ook een focus gewijd aan gelijke kansen omdat de Europese Unie 2007 heeft uitgeroepen tot 'Europees Jaar van Gelijke Kansen voor Iedereen'.

VRIND 2007 wordt ruim verspreid en is voor de bevolking consulteerbaar in de Vlaamse openbare bibliotheken.
Bijkomende exemplaren kunnen besteld worden tegen de prijs van 15 euro via http://publicaties.vlaanderen.be.

VRIND 2007 en vorige edities kan u ook inkijken op de website als pdf file. De cijferreeksen worden onder de vorm van exceltabellen ter beschikking gesteld: http://aps.vlaanderen.be

Bron : Persmededeling van de Vlaamse Regering