08/02/2002

Voorontwerp Oppervlaktedelfstoffendecreet

Terug naar artikeloverzicht

Op voorstel van Vlaams minister Jaak GABRIELS heeft de Vlaamse regering het voorontwerp van decreet betreffende de oppervlaktedelfstoffen, na verwerking van de adviezen van MiNa-raad en SERV n onder voorbehoud van technisch nazicht, een tweede maal principieel goedgekeurd. De eerste principile goedkeuring gebeurde op 24 juli 2001.

Het voorontwerp van decreet legt de juridische basis vast voor het toekomstig ontginningsbeleid van de in Vlaanderen voorkomende oppervlaktedelfstoffen en moet gezien worden in het breder perspectief van het beheer van de natuurlijke rijkdommen in het algemeen.

Onze natuurlijke rijkdommen zijn immers een bron van Vlaamse welvaart: de oppervlaktedelfstoffen, waaronder de verschillende zandsoorten van ophoogzanden, metsel- en betonzanden tot het zeer waardevolle kwartszand en de verschillende kleisoorten en lemen, schragen nog steeds de economisch belangrijke woning- en wegenbouw, alsmede andere industrietakken zoals de steenbakkerij-, de kunstoffen-, en de glassector. Binnenmuurstenen, gevelstenen, dakpannen, argexkorrels, glas, beton en grsbuizen worden allen met Vlaamse oppervlaktedelfstoffen vervaardigd. Gezien de uitgesproken neiging van de Vlaming om een eigen huis te bouwen of verbouwen, hebben de Vlaamse delfstoffen een groot maatschappelijk belang.

Ondanks dit maatschappelijk en economisch belang wordt het voor de betrokken bedrijven steeds moeilijker nieuwe ontginningsgebieden aan te snijden. Deze onzekerheid over een toekomstige grondstoffenbevoorrading belemmert enerzijds de verdere economische ontwikkeling van de sector en schept anderzijds problemen om in de maatschappelijke behoeften te blijven voldoen.

Vermits de ontginning van bodemrijkdommen een industrieel proces vormt dat ook een effect heeft op het draagvlak van de natuurlijke omgeving, creert de maatschappelijke noodzaak van ontginning onvermijdelijk ook een maatschappelijke weerstand.

Het voorontwerp van decreet poogt, via een integrale benadering, de maatschappelijke en economische noden te verzoenen met de milieu-technische en ruimtelijke eisen van bestaande regelgeving.

Het beleid inzake het beheer van de oppervlaktedelfstoffen heeft daarom als basisdoelstelling om, ten behoeve van de huidige en toekomstige generaties, op een duurzame wijze te voorzien in de behoefte aan oppervlaktedelfstoffen.

Het voorontwerp van decreet voorziet hiertoe in bepalingen die zullen toelaten de delfstoffenbehoefteplanning te structureren, de afdwingbaarheid van een optimale ontginning binnen ontginningsgebieden mogelijk te maken, het gebruik van secundaire grondstoffen en alternatieve materialen te bevorderen, de milieuhyginische kwaliteit van de delfstoffen te garanderen en de realisatie van de nabestemming, via een opgelegde eindafwerking, te vergemakkelijken.

Specifiek m.b.t. de delfstoffenplanning worden oppervlaktedelfstoffenplannen voorzien met toekomstperspectieven van minimum 25 jaar. Teneinde de maatschappelijke behoefte op haar actualiteitswaarde te toetsen zullen deze plannen vijfjaarlijks gevalueerd worden. Deze periodieke evaluatie laat eveneens toe na te gaan welke vruchten de inspanningen m.b.t. het aanmoedigen en het gebruik van alternatieven voor primaire delfstoffen, hebben afgeworpen.

persinfo: Mark VANLEEUW, woordvoerder van minister Gabriels
tel. 02 211 06 01 - gsm  0475 59 06 46
e-mail: mark.vanleeuw@vlaanderen.be