05/12/2016

Vlaamse economie vergroent stelselmatig maar langzaam

Back to article overview

De Vlaamse economie vergroent, maar op een langzame wijze. Dat blijkt uit de monitor Groene Economie die vandaag op een studiedag van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie en het Departement Kanselarij en Bestuur werd voorgesteld. De milieukwaliteit verbetert stelselmatig, maar om de langzame evolutie richting groene economie aan te zwengelen, moet een versnelling hoger geschakeld worden. Een geslaagde vergroening leidt tot een veerkrachtigere economie, nieuwe markten die ontstaan en een hoger welzijn.  

De bedoeling van de vergroening van de economie is om de milieu-impact te beperken en het welzijn te verhogen binnen een economisch systeem dat de grenzen van onze planeet respecteert. Groene Economie staat zowel op internationaal, Europees als Vlaams niveau op de beleidsagenda. De Green Growth Strategy van de OESO biedt een uitgebreide indicatorenset om de vergroening van de economie in bepaalde regio’s en landen in kaart te brengen. Dit OESO-kader is ook gebruikt om de Vlaamse monitor Groene Economie op te stellen.

Een vergroening van de economie veronderstelt in essentie een systeemverandering en dus niet louter een optimalisatie van het bestaande systeem. Er moet samenhangend ingezet worden op een vergroening van de drie bouwstenen van ons economisch systeem: de producten en diensten (wat we produceren en consumeren), de productie (hoe we produceren) en de consumptie (hoe we consumeren). Via het indicatorenkader van de OESO kan de mate waarin deze bouwstenen 'vergroend' zijn, gemonitord worden.

Bij verschillende productiviteitsindicatoren zien we een positieve evolutie en een ontkoppeling tussen de economische activiteit en de milieudruk. Zo wordt er bijvoorbeeld per eenheid uitgestoten broeikasgassen de helft meer economische waarde gecreëerd. Ook per verbruikte hoeveelheid energie en water is er een stijging van de economische activiteit. Toch scoren we niet goed tegenover een aantal referentielanden (onze buurlanden, Denemarken en Zweden).  En blijft onze economie een grote druk op het natuurlijk kapitaal leggen. Daar zijn een aantal verklaringen voor. Vlaanderen heeft een energie- en materiaalintensieve economie. We zijn een dichtbevolkte regio met een groot ruimtegebruik en we hebben een open economie met veel import en export van goederen. Daarom zijn duurzame keuzes op het vlak van energiemix, materialengebruik, ecosysteemdiensten en ons ruimtegebruik nodig om in de gewenste richting te evolueren.

Milieucondities en milieu-gerelateerde risico’s hebben een impact op de gezondheid van de mens. De milieukwaliteit verbetert stelselmatig. We zien een positieve trend over de afgelopen tien jaar. Maar hoewel de blootstelling aan vervuilende polluenten is afgenomen, blijft de ziektelast door milieufactoren hoog.

Voor de indicatoren beleidsinstrumenten en opportuniteiten toont zich een gemengd beeld. Vlaanderen speelt zeker in op de opportuniteiten die een groene economie biedt. Dat zien we aan de stijgende tewerkstelling in cleantechsectoren en het stijgende aandeel groene patenten. Toch hebben we nog potentieel. De milieu-gerelateerde belastingen zijn sinds 1990 gestegen, maar vergeleken met de referentielanden hebben we een heel laag aandeel milieubelastingen. Er is nog potentieel om groene beleidsinstrumenten beter te benutten. De Groene Economie Convenant biedt in dat kader mogelijkheden. Ook het bewustzijn bij burgers en bedrijven kan nog verhoogd worden om hen aan te zetten tot groene productie en consumptie.