15/05/2024

Vergelijking van de elektriciteits- en aardgasprijzen begin 2024 in België en de ons omringende landen

gas-electricity
Terug naar artikeloverzicht

VREG_ETAL

In opdracht van de vier energieregulatoren, voerde adviesbureau PwC een vergelijkende studie uit naar de elektriciteits- en aardgasprijzen in België en de ons omringende landen (Duitsland, Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk).  Dit rapport vergelijkt de elektriciteits- en aardgasprijzen van januari 2024 met de prijzen van vorig jaar.

Dit zijn de belangrijkste conclusies van het rapport:

•    Belgische gezinnen en bedrijven op het laagspanningsnet betalen, net als vorig jaar, minder voor elektriciteit dan in de meeste van onze buurlanden.
•    Ook Belgische bedrijven op het middenspanningsnet betalen over het algemeen minder voor elektriciteit dan in de ons omringende landen.
•    België verbetert zijn concurrentievoordeel t.o.v. de buurlanden voor zowel elektro- intensieve bedrijven als niet-elektro-intensieve bedrijven.
•    Belgische gezinnen betalen nog steeds minder voor aardgas dan in onze buurlanden.
•    Voor Belgische bedrijven ligt de aardgasfactuur meestal in lijn met die van hun buitenlandse tegenhangers. Voor kleinere bedrijven in België blijft de aardgasfactuur, net als vorig jaar, competitiever dan voor grote bedrijven.

Lage elektriciteitsfactuur voor Belgische gezinnen en kmo’s in vergelijking met de buurlanden

De elektriciteitsfactuur voor gezinnen en bedrijven aangesloten op laagspanning is in 2024 in België en in de buurlanden gedaald ten opzichte van vorig jaar (zie Figuur 1). Deze daling is voornamelijk het gevolg van de lagere kost van de energiecomponent (commodity) binnen de totale energiefactuur. Wel zijn de prijzen, net zoals in 2022 en 2023, merkelijk hoger dan in de jaren daarvoor. Dat is zowel in België als onze buurlanden het geval, met uitzondering van Frankrijk. De reden daarvoor zijn de hoge prijzen op de groothandelsmarkten voor elektriciteit1. Overheidsmaatregelen, zoals bijvoorbeeld de BTW-verlaging naar 6% op elektriciteit voor gezinnen in België (in eerste instantie tijdelijk maar sinds april 2023 permanent), verlagen de factuur t.o.v. de buurlanden.

Net als vorig jaar hebben Belgische gezinnen en bedrijven aangesloten op laagspanning de laagste elektriciteitsfactuur, op Frankrijk na. Daar blijft het standaardproduct voor gezinnen gereguleerd door de overheid.

In België betalen gezinnen en kmo’s in Vlaanderen het minst voor elektriciteit, op de voet gevolgd door Brussel en Wallonië. De netkosten bleven relatief stabiel in de drie Belgische regio’s. Toeslagen en heffingen namen daarentegen toe.

 

VREG1

 

Competitieve elektriciteitsprijzen voor bedrijven op het middenspanningsnet

Grotere professionele en industriële verbruikers aangesloten op middenspanning betalen in België en alle buurlanden, behalve Duitsland, minder voor de energiecomponent in vergelijking met vorig jaar (zie Figuur 2).

De ‘all other costs’ component daarentegen, met daarin o.a. toeslagen en heffingen, steeg in België in de drie regio’s.

In Nederland en het Verenigd Koninkrijk betalen grotere professionele en industriële verbruikers, net als vorig jaar, meer dan in België. Nieuw is dat, ten opzichte van 2023, België nu ook beter scoort dan Duitsland. De reden voor de stijging in alle Duitse regio's is de afschaffing van het prijsplafond (0,13 EUR/kWh voor maximaal 70% van het historisch verbruik inclusief BTW). Dit vertaalt zich in een stijging van 78% van de energiecomponent tussen 2023 en 2024.

In België is, in tegenstelling tot vorig jaar, Vlaanderen nu de goedkoopste regio voor bedrijven op middenspanning, op de voet gevolgd door Brussel en daarna Wallonië. Dat komt voornamelijk door de hogere toeslagen en heffingen in Wallonië en Brussel.

 

vreg2

 

Gemengd beeld voor de elektriciteitsfactuur van bedrijven op het hoogspanningsnet

Bedrijven aangesloten op hoogspanning of grote industriële verbruikers betalen begin 2024 minder voor de energiecomponent, in vergelijking met vorig jaar (zie Figuur 3). Dat zien we in alle landen, uitgezonderd Duitsland waar de energiecomponent op een gelijkaardig niveau blijft als gevolg van de afschaffing van het prijsplafond.

Enkel in Frankrijk zijn de zuivere elektriciteitsprijzen competitiever dan in België. Dat komt door overheidsmaatregelen die de prijzen verlagen in Frankrijk (het ARENH-mechanisme3). Nederland is op vlak van de energiecomponent iets duurder dan België. Het Verenigd Koninkrijk blijft duurder, maar het verschil t.o.v. vorig jaar werd kleiner.

Voor de grote elektriciteitsverbruikers is het belangrijk een onderscheid te maken tussen elektro- intensieve en niet-elektro-intensieve bedrijven:

  • België, Frankrijk, Duitsland en ook Nederland passen allerlei (gedeeltelijke) vrijstellingen toe op heffingen en/of toeslagen voor elektro-intensieve bedrijven. Het Verenigd Koninkrijk doet dit, in tegenstelling tot vorig jaar, nu ook. Wanneer alle vrijstellingen worden toegepast voor de elektro-intensieve verbruikers, is Vlaanderen de meest competitieve regio van het land. Vlaanderen heeft bijvoorbeeld nog steeds een plafond op de quotumplicht voor groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten voor elektro-intensieve bedrijven.
  • Frankrijk wordt het meest competitieve land voor de grootste industriële verbruikers (aangesloten op het transmissienet en met een jaarlijks verbruik van 500.000 MWh, zie in Figuur 3). In vergelijking met vorig jaar kunnen de drie Belgische regio’s dankzij de federale accijnzen nog steeds genieten van een vrijstelling voor de industriële verbruikers. Hierdoor zijn Brussel en Wallonië voor sommige profielen iets competitiever geworden t.o.v. Nederland en/of het Verenigd Koninkrijk.
  • Voor niet-elektro-intensieve bedrijven zijn er minder maatregelen. Daarom zijn de verschillen tussen landen voor die groep doorgaans kleiner. België bevindt zich voor niet-elektro-intensieve gebruikers in de middenmoot. Duitsland is in 2024 het duurste land en Frankrijk het goedkoopste.

Binnen België is Vlaanderen de meest competitieve regio, maar de verschillen zijn klein en voornamelijk Wallonië maakt in 2024 een inhaalbeweging voor de elektro-intensieve bedrijven.

 

vreg3


Lagere aardgasfactuur voor gezinnen in België dan in de buurlanden

Voor gezinnen blijft België in 2024 het goedkoopste land voor aardgas (zie Figuur 4), al is het verschil met het Verenigd Koninkrijk minimaal. In vergelijking met de buurlanden zijn de netkosten, heffingen en toeslagen laag in België. De BTW-verlaging naar 6% op aardgas voor gezinnen speelt hierin een belangrijke rol. Nederland is opnieuw het duurste land voor gezinnen.

Dat ligt voornamelijk aan de hogere energiebelasting onder de component ‘alle overige kosten’ en het hogere BTW-percentage van 21%. Frankrijk volgt als tweede duurste land. Het hoge BTW- tarief van 20% op het variabele deel van de energiecomponent speelt daarin een rol.

Binnen België is er een verschil tussen de gewesten op vlak van de netkosten. Brussel en Vlaanderen zijn respectievelijk de tweede en derde goedkoopste regio na Nederland voor wat betreft deze component, terwijl Wallonië samen met Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk op de voet volgt. De ‘all other costs’ component stijgt dan weer significant in de drie Belgische regio’s als gevolg van de bijzondere federale accijns. Die stijgt wanneer de prijzen van de energiecomponent voor aardgas dalen, zoals dit jaar in januari het geval was.

vreg4

 

Competitieve aardgasprijzen voor bedrijven

Dit jaar zien we een aanzienlijke daling van de aardgasfactuur voor industriële verbruikers in alle onderzochte landen/regio’s als gevolg van de lagere groothandelsprijzen (zie Figuur 5). De energiekost voor industriële gebruikers evolueert richting de niveaus die we zagen vóór de energiecrisis. Globaal genomen blijft België concurrentieel voor aardgas, dankzij de relatief lage heffingen, toeslagen en netkosten. Omdat de energiecomponent sterk doorweegt in de totale factuur zijn de verschillen tussen de landen eerder klein.

Net zoals vorig jaar, is de aardgasfactuur voor kleinere bedrijven in België competitiever dan voor grote bedrijven.
 

vreg5

 

Betaalbaarheid energiefactuur voor kwetsbare gezinnen

De studie vergelijkt ook het aandeel van het beschikbaar inkomen dat gezinnen in België en onze buurlanden besteden aan hun energiefactuur. Daarbij wordt rekening gehouden met de sociale energiemaatregelen in elk land, zoals de BTW-verlaging op elektriciteit en aardgas of de toekenning van diverse premies of verlaagde tarieven.

Het aandeel van de energiefactuur in het totale inkomen van de gezinnen is in alle regio’s gedaald tegenover vorig jaar. Belgische gezinnen met een gemiddeld inkomen (na aftrek van woonlasten) geven begin 2024 ongeveer 5,2% van hun inkomen uit aan de totale energiefactuur. In 2023 was dit nog 6,7%. Dat aandeel ligt lager dan in alle omringende landen.

Ook voor de Belgische gezinnen met de laagste inkomens daalt dit jaar het aandeel van de energiefactuur in het totale inkomen (naar 7,8%), en daarmee doet België het opnieuw beter dan de buurlanden. In Nederland, tweede in de rij, bedraagt het aandeel van de energiefactuur in het inkomen van de meest kwetsbare gezinnen ongeveer 11,5%. In België genieten kwetsbare gezinnen van het sociaal tarief. Dat zorgt voor aanzienlijke prijsverlagingen op hun energiefactuur.

Competitiviteit van industriële sectoren

De studie analyseert ook de impact van de energieprijzen op het concurrentievermogen van de belangrijkste industriële sectoren in België. Die analyse houdt rekening met alle componenten van de elektriciteits- en aardgasfactuur. De studie kan zo als een eerste basis dienen voor eventuele beslissingen over federale en/of regionale maatregelen om de concurrentiepositie van Belgische bedrijven te versterken, bijvoorbeeld om de kost van de tarieven en/of belastingen aan te pakken. Andere elementen die de concurrentiepositie mogelijk beïnvloeden, zoals bijvoorbeeld de compensatie van indirecte emissiekosten voor bepaalde elektro-intensieve verbruikers in Vlaanderen4, worden niet in de analyse meegenomen. Dergelijke elementen kunnen voor individuele gevallen een aanzienlijke impact hebben.

Het concurrentievermogen van de Belgische industrie is aanzienlijk verbeterd tussen 2023 en 2024. In Vlaanderen en Wallonië hebben alle bestudeerde sectoren een concurrentievoordeel, zowel voor niet-elektro-intensieve bedrijven als voor elektro-intensieve bedrijven.

Een opvallende conclusie is bovendien dat de situatie voor alle belangrijke industriële sectoren in België globaal gunstiger is wanneer ze concurreren met niet-elektro-intensieve verbruikers in de buurlanden dan wanneer ze concurreren met elektro-intensieve verbruikers.

Uit de studie blijkt immers dat de grootste industriële baseload verbruikers in Frankrijk gunstigere elektriciteitsprijzen genieten dan in België.

Studie

Deze gezamenlijke studie van de vier Belgische energieregulatoren is een vervolg op de prijsvergelijkingsstudies van 2020, 2021, 2022 en 2023.
Meer informatie vindt u in de studie: Rapport studie PWC
 


1 De groothandelsprijzen voor elektriciteit waren begin 2024, de periode die in de studie bekeken wordt, een stuk lager dan tijdens de piek in het vroege najaar van 2022, maar waren nog altijd beduidend hoger dan in de jaren voor de energiecrisis.

2 De categorie “commodity” (blauw) bevat de kosten die de leveranciers aanrekenen voor het aankopen of produceren van elektriciteit. In de categorie “network” (groen) zitten alle kosten die de netbeheerders aanrekenen voor het beheer van het distributie- en transmissienet, of die daaraan gerelateerd zijn, zoals de kosten van meteropnames. Andere kosten die de netbeheerders aanrekenen, zoals kosten van openbare dienstverplichtingen en toeslagen, zijn ondergebracht in de categorie “all other costs” (geel). In die categorie zitten ook heffingen en belastingen van overheden en kosten van openbare dienstverplichtingen die de leveranciers aanrekenen. De overblijvende categorie “VAT” (rood) gaat om de BTW.

3 ARENH staat voor "Accès Régulé à l'Électricité Nucléaire Historique" of “Gereguleerde Toegang tot Historische Kernenergie”. Dat is een mechanisme waarmee alle alternatieve leveranciers elektriciteit kunnen afnemen van EDF, de historische elektriciteitsleverancier in Frankrijk, onder vastgestelde voorwaarden door de overheid.

4 Voor het emissiejaar 2022 betaalde de Vlaamse Overheid in het kader van de compensatie van indirecte emissiekosten (ICL) een totaalbedrag van 150.465.047 € uit. Voor het emissiejaar 2023 bedraagt het ingeschatte ICL-budget 269.766.000 €.