29/08/2006

Uitrijregeling mestdecreet

Terug naar artikeloverzicht

Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur heeft vandaag beslist dat de ergst getroffen landbouwondernemers in welbepaalde bestaande kwetsbare zones overmacht kunnen inroepen en dierlijke mest op het land mogen brengen tot en met 9 september 2006, onder specifieke voorwaarden.

Tot en met 9 september mogen landbouwondernemers, voor gronden met graan- of vlasstoppel, in welbepaalde bestaande kwetsbare zones overmacht inroepen en dierlijke mest op het land brengen, en dit onder specifieke voorwaarden. Het gaat om bestaande kwetsbare zones gelegen in de landbouwstreken polders, de zand-leemstreek en de leemstreek van de provincies West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant. Het mag hier dus enkel gaan over gronden die beplant waren met graangewassen of met vlas.

Bovendien mag daarbij niet meer dan 100 kg N (stikstof) per ha op het land gebracht worden.

Minister Peeters benadrukt dat de slechte weersomstandigheden duidelijk maken dat bijkomende inspanningen voor het vergroten van de verwerkingscapaciteit en opslagcapaciteit van dierlijke mest noodzakelijk zijn.

Minister Kris Peeters heeft vandaag een brief geschreven aan de Mestbank betreffende de problematiek van het brengen van dierlijke mest op het land in bepaalde gemeenten ingevolge de uitzonderlijke weersomstandigheden.

De Mestbank wordt in de brief gevraagd de betrokken provincies en politiezones in kennis te stellen van de vandaag genomen ministerile beslissing. Tevens wordt de mestbank opdracht gegeven om bij wijze van steekproef controle uit te voeren via analyses, om te onderzoeken of de toegelaten verlenging van de uitrijperiode geen aanleiding geeft tot overbemesting. De toegelaten afwijking kan enkel het verhelpen aan een overmachtssituatie tot doel hebben, binnen het kader van een bemesting van gronden met maximum 100 kg N per ha, en mag in geen geval aanleiding geven tot het dumpen van mest.
 
Volgens het mestdecreet is het verboden om mest op het land te brengen in kwetsbare zones vanaf 1 september. Door de uitzonderlijke weersomstandigheden van de laatste weken in het Vlaamse Gewest, die op bepaalde plaatsen zelfs het karakter van een natuurramp aannamen, konden de oogstwerkzaamheden niet ten gepaste tijde doorgaan.

Hierdoor konden ook voorbereidingswerkzaamheden en bemestingswerkzaamheden op het veld met het oog op het inzaaien van wintergraan of groenbemesters niet tijdig gebeuren. De landbouwers zijn in tijdnood gekomen doordat in de kwetsbare zones, omschreven in het decreet van 23 januari 1991, de opbrenging van mest verboden is van 1 september tot en met 15 februari.

De onmogelijkheid om dierlijke mest op het land te brengen leidt in bepaalde streken tot een overmachtsituatie voor de betrokken landbouwers. Het gaat om de gronden gelegen in de landbouwstreken polders, de zand-leemstreek en de leemstreek van de provincies West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant.

Van de 300.000 ha bestaand kwetsbaar gebied is volgens gegevens van de Mestbank ongeveer 35.000 ha beplant met graangewassen en enkele honderden ha met vlas. Betrokken landbouwers moeten de kans hebben de oogsten van dit jaar te doen en ook de voorbereidende werkzaamheden voor de teelt van volgend oogstjaar te verrichten.

Vorig jaar, toen eenzelfde overmachtsituatie zich voordeed, waren er 371 aanvragers voor een afwijking voor 731 percelen met een totale oppervlakte van 1.359 ha 21 a.

Minister Kris Peeters heeft beslist ten aanzien van deze getroffen landbouwers de overmachtsituatie te erkennen en hen de kans te geven om hieraan te remediren in volgende specifieke zin. De gebruikers van getroffen percelen kunnen overmacht inroepen en dierlijke mest op het land brengen of laten brengen in bestaande kwetsbare zones tot en met 9 september 2006 onder de volgende voorwaarden:

  1. De gronden, waarop de dierlijke mest gebracht wordt, zijn gelegen in de landbouwstreken de polders, de zand-leemstreek en de leemstreek van de provincies West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant;

  2. Het mag enkel gaan om gronden met graan- of vlasstoppel en om de opbrenging van dierlijke mest;

  3. Er mag niet meer dan 100 kg stikstof per ha op het land gebracht worden.

  4. De landbouwer moet de volgende procedure volgen:

    a) Hij meldt, voorafgaandelijk aan de opbrenging van de dierlijke mest, aan de Provinciale Afdeling van de Mestbank dat hij als gevolg van de weersomstandigheden, die voor hem overmacht uitmaken, zijn percelen gelegen in de kwetsbare gebieden zal moeten bemesten of laten bemesten met dierlijke mest, met vermelding van:

1 de gemeente;
2 de perceelsnummers van de jaarlijkse inventarisatie door de Mestbank, en de teelten die zich op deze gronden bevonden;
3 de landbouwstreek waarin het perceel zich bevindt;
4 per perceel de datum waarop deze opbrenging van mest zal gebeuren.

b) Bij dezelfde melding neemt de landbouwer de verbintenis op zich dat hij de gronden zal inzaaien met een groenbemester of wintergraan.

Mits naleving van al deze voorwaarden zal de Mestbank de ingeroepen overmacht aanvaarden. Uiteraard blijven alle overige bepalingen van het mestdecreet (o.a. bemestingsnormen, emissie-arme toediening, zondagverbod) onverkort gelden.

In gebieden met slechte waterkwaliteit zullen bijkomende metingen naar het nitraatresidu worden verricht.

"Het is voor mij duidelijk dat er door de landbouwers een bijkomende inspanning moet gedaan worden voor het vergroten van de mestverwerkingscapaciteit en de opslagcapaciteit. Ik doe dan ook een dringende oproep om hiervan werk te maken," besluit minister Peeters.

Bron : Persbericht van het kabinet van minister Kris Peeters