11/12/2007

Stof in de lucht: een bedreiging voor de volksgezondheid

Terug naar artikeloverzicht

Nadat het EP na onderhandelingen met de Raad van Ministers een compromis bereikte, stemden de EP-leden op dinsdag in met nieuwe wetgeving die lokale overheden en lidstaten zal verplichten om de waarden van de gevaarlijkste kleine stofdeeltjes in de lucht op te meten en hier grenzen aan te stellen. De kleinste, over het algemeen door de mens veroorzaakte stofdeeltjes kunnen leiden tot ademhalingsproblemen, longkanker en kunnen de levensverwachting, met name van stadsbewoners, verkorten.

Fijnstof of PM (particulate matter) zijn vaste of vloeibare deeltjes die in de lucht bestaan. Zij komen in de natuur voor door dingen zoals stof die door de wind wordt meegevoerd, zeenevel, stuifmeelkorrels, planten en insecten. Echter, de menselijke activiteit leidt ook tot dit soort stof door het gebruik van fossiele brandstoffen in de industrie. Mijnbouw, landbouw, wegvervoer en de bouw dragen ook bij tot het probleem. Tot slot kunnen zij ook worden gevormd door gassen die zware metalen, koolstof, nitraat of sulfaat bevatten.
 
Des te kleiner des te gevaarlijker
 
Fijnstof komt in verschillende groottes voor, hoe kleiner, hoe gevaarlijker. De enige manier waarop zij het menselijke lichaam kunnen binnendringen, is door inhalatie. Terwijl grotere deeltjes over het algemeen door de neus en de keel worden gefilterd, kunnen deeltjes kleiner dan 10 micrometers (PM10) in de bronchin en in de longen terechtkomen. Deeltjes kleiner dan 2,5 micrometers (PM2,5) kunnen zelfs in de bloedbaan terechtkomen. Volgens een rapport van de werkgroep van de wereld gezondheidsorganisatie kan "langdurige blootstelling aan de huidige PM concentraties in de lucht leiden tot een aangetoonde reductie in levensverwachting. De reductie in levensverwachting is hoofdzakelijk te wijten aan sterfgevallen veroorzaakt door hartziektes en longkanker." Vooral kinderen zijn een kwetsbare groep omdat ze veel buiten spelen. Volwassenen die buiten sporten, vormen eveneens een kwetsbare groep.
 
De situatie in de Europese Unie
 
De waarden van PM10  zijn al gereguleerd en worden regelmatig gecontroleerd in de Europese Unie. Het meten van PM2,5-waarden is echter zeldzaam, er moeten meer meetstations worden genstalleerd om deze waarden te kunnen meten. PM10  wordt hoofdzakelijk  in industriezones gevonden, hoewel het licht is en door de wind kan worden meegevoerd naar andere gebieden. Binnen de EU hebben Belgi, Nederland, Noord-Itali, Duitsland en Midden-Europa de hoogste concentraties.
 
Het Parlement steunt bindende grenswaarden tegen 2015
 
Vandaag, dinsdag 11 december, heeft het Parlement in een tweede lezing een richtlijn aangenomen die vijf bestaande richtlijnen vervangt en herziet. De nieuwe richtlijn zal lidstaten verplichten om PM2,5 -waarden te bewaken door meetstations op te zetten of bestaande meetstations zo uit te rusten dat de kleinste deeltjes ook kunnen worden gemeten. De nieuwe richtlijn bevat ook grenswaarden voor PM2,5 in de lucht.
 
Na de eerste lezing in september vorig jaar en de stemming in de milieucommissie, kwam de rapporteur, Holger Krahmer, een Duitse liberaal,  na onderhandelingen met de Raad van Ministers tot een compromis. Dit compromis is gebaseerd op de volgende gefaseerde aanpak:

  • 2010: een streefdoel van maximaal 25 microgram per kubieke meter lucht (als gemiddelde per jaar);
  • 2015: een bindende grenswaarde van 25 microgram per kubieke meter lucht;
  • 2020: de grenswaarde  moet worden gereduceerd tot 20 microgram per kubieke meter lucht (na een evaluatie in 2013).

Het Parlement wilde ook een meer ambitieuze jaarlijkse gemiddelde grenswaarde voor PM10 instellen maar het kreeg hiervoor niet voldoende steun in de Raad en accepteerde handhaving van de bestaande waarden om nu een akkoord voor nieuwe wetgeving te bereiken. Krahmer: "Deze hoognodige verbetering die deze herziening van de EU-wetgeving over luchtkwaliteit  teweeg zal brengen, is dat de kleinste deeltjes, PM2,5, zullen worden gereguleerd. Alle deskundigen zijn het erover eens dat deze deeltjes het grootste gezondheidsrisicio vormen."

Bron : Europees Parlement