28/09/2005

Sinds 2003 blijft de waterkwaliteit stagneren

Terug naar artikeloverzicht

Sinds 2003 blijft de waterkwaliteit stagneren Tot die conclusie komt de Vlaamse Milieumaatschappij bij de voorstelling van haar jaarverslag waterkwaliteit 2004. Algemeen kampen onze waterlopen met een te laag zuurstofgehalte en te hoge concentraties aan nitraten, pesticiden en andere waterverontreinigende stoffen. Dat de waterkwaliteit niet verbetert, heeft volgens de VMM onder meer te maken met de waterzuiveringinfrastructuur. Na jaren van doorgedreven investeringen in de aanleg van nieuwe riolen, collectoren en zuiveringsinstallaties, lijkt zich aldus de VMM - een nieuw tijdperk op te dringen, dat van de optimalisatie.

Waterkwaliteit

De forse verbetering van de waterkwaliteit in de jaren negentig, lijkt stilgevallen. In 2003 stagneerde de kwaliteit, mede onder invloed van de extreme weersomstandigheden. Maar nu blijkt uit het nieuwe jaarverslag dat ook in 2004 geen vooruitgang werd geboekt t.o.v. de eerste jaren van het millennium.

Zo gaat het nog steeds niet goed met de zuurstofhuishouding van onze waterlopen. De aanwezigheid van zuurstof is belangrijk voor het leven in het water en speelt een grote rol in het zelfzuiverend vermogen van de waterloop. In 2004 voldeed slechts 30% van de meetplaatsen aan de norm voor zuurstofconcentratie.

Zoals bekend kampt Vlaanderen nog steeds met te hoge nitraatconcentraties. Het percentage van de meetpunten dat de nitraatnorm respecteert, zakt terug naar 67,5%. Daarmee wordt afgeweken van de stijgende trend: in 2002 en 2003 voldeed nog 75% van de meetpunten. Deze evolutie is hoogst merkwaardig. Temeer omdat er in 2004 heel wat riolen en zuiveringsinstallaties bijgekomen zijn, de veestapel aanzienlijk afgebouwd is en steeds meer zuiveringsstations uitgerust zijn met een nutrintverwijdering.

Van de landbouwgebonden meetplaatsen (de zgn. MAP-meetpunten) heeft vorige winter 41% minstens een keer de nitraatdrempel overschreden. Dat is iets beter dan de winter 2003-2004 (44%) maar beduidend slechter dan de overschrijdingen in de winter 2002-2003 (32%). Vooral de bekkens van de IJzer en de Leie zijn problematisch.

Wat de bestrijdingsmiddelen betreft, blijft het verontrustend dat 3 stoffen allemaal onkruidverdelgers- in meer dan de helft van de metingen teruggevonden worden. Het gaat om de stoffen diuron, glyfosaat en het afbraakproduct AMPA.

De metingen tonen ook aan dat vanuit Frankrijk, Walloni en Brussel nog steeds belangrijke vrachten aan PAK's en MAK's Vlaanderen binnenstromen.

Waterbodems

De VMM startte in 2000 met het waterbodemmeetnet. Dat meetnet bevat 600 meetplaatsen. Elk jaar worden er 150 van onderzocht. Door de jaren heen bleek dat 79% van de meetplaatsen een afwijkende concentratie t.o.v. de referentie heeft, waarvan 44% zelfs sterk afwijkend.

In 2004 werd de 1ste reeks van 150 punten opnieuw bemonsterd. Daaruit blijkt dat in 34% van de meetplaatsen de waterbodemkwaliteit verbetert, 14% erop achteruitgaat en in de helft van de meetpunten de waterbodemkwaliteit gelijk blijft na een periode van 4 jaar. Bij 1/5 van de meetplaatsen waar de waterbodemkwaliteit verbeterde, blijkt dat de voorbije 4 jaar een sanering werd uitgevoerd.

Saneringsinfrastructuur

Sinds 1 januari 2005 heeft de Vlaamse Milieumaatschappij er een taak bij, die van ecologisch toezichthouder op de uitbouw en het beheer van de waterzuiveringinfrastructuur.

Deze nieuwe opdracht zal de VMM nog meer dan vroeger toelaten  te achterhalen wat ondanks de zware investeringen  - de oorzaken zijn van het stagneren van de waterkwaliteit. Voortbouwend op vroeger onderzoek komt de VMM tot de volgende conclusies:

In 2004 werd een aantal bestaande waterzuiveringstations grondig aangepast om in doorgedreven mate stikstof en fosfor te verwijderen. Er zijn ook 4 nieuwe zuiveringsinstallaties in gebruik genomen: Kampenhout, Boekhoute, Steenokkerzeel-Noord en Waardamme. Maar de bouw van nieuwe zuiveringsinstallaties en de realisatie van collectorprojecten verloopt vaak moeizaam. Dit is in belangrijke mate te wijten aan de moeilijkheden die de NV Aquafin ondervindt om geschikte inplantingsplaatsen te vinden en om de vereiste vergunningen te krijgen.

Maar ook de uitbouw van het fijnmazig gemeentelijk rioleringsnet laat soms te wensen over. Om zicht te krijgen op de gemeentelijke inspanningen, kijkt de VMM naar de uitvoeringsgraad per gemeente. De uitvoeringsgraad wordt bepaald door het aantal inwoners dat vandaag op het rioleringsnet is aangesloten t.o.v. het aantal inwoners dat door de gemeente bij de opmaak van de rioleringsplannen voorzien werd om in de riolering te lozen. Eind 2004 bedroeg de uitvoeringsgraad in Vlaanderen 91%. Dit neemt niet weg dat er geen problematische achterblijvers zouden zijn: Horebeke, Kruishoutem en Zoersel vb. hebben een uitvoeringsgraad onder de 50%. Bovendien gaat het om theoretische aansluitingen. Het gros van de gemeenten kijkt niet na of de inwoners daadwerkelijk op de riolering aansluiten. Het gebeurt al te vaak dat mensen ongehinderd in de beek achterin de tuin blijven lozen, terwijl de rioolbuis onder de straat aan de voorzijde ligt.

De aanvoer van afvalwater naar de zuiveringsinstallaties is op sommige plaatsen problematisch. Het afvalwater wordt te sterk verdund met grote hoeveelheden niet-verontreinigd grond-, oppervlakte-  en hemelwater. Grote pijnpunten zijn de lozing van regenwater afkomstig van grote verharde oppervlakken, aangesloten grachten en waterlopen, drainage- en bemalingswater en gebarsten of gebroken oude riolen met de insijpeling van grondwater tot gevolg.

Om beter zicht te krijgen op het probleem, werd door de VMM een verdunningsindex ontwikkeld. Die geeft de ernst van de verdunningsproblematiek per zuiveringszone weer.

Wanneer de riolen overbelast zijn, kan een deel van het rioleringswater ongezuiverd in de waterlopen overstorten. Normaalgezien verbetert de kwaliteit van een waterloop aanzienlijk na het uitvoeren van saneringswerken maar na het inwerkingtreden van een overstort kan die verbetering grondig verstoord worden. Zo blijkt uit onderzoek dat soms weken later nog sporen van die extra vuilvracht gemeten worden. Om de werkelijke milieudruk te achterhalen, startte de VMM in 2003 met een overstortmeetnet. Het meetnet telt intussen 172 locaties. De gemiddelde overstortduur van alle stations is 4,6% van de tijd. Dit is veel te hoog. Dertien van de opgevolgde overstorten waren in 2004 zelfs meer dan 8% van de tijd in werking. Deze zeer problematische punten verdienen een prioritaire aanpak.

Daarnaast startte de VMM met de opmaak van een knelpuntendatabank. En derde van het gemeentelijk riolerings- en gewestelijk collecteringsstelsel werd reeds op het terrein gescreend. Daarbij werden niet minder dan 4.300 knelpunten geregistreerd. In 41% van de probleemsituaties gaat het om aangesloten grachten.

De aanpak van deze knelpunten luidt een nieuw tijdperk in, dat van de optimalisatie. Maar ook de  realisatie van deze optimalisatieprojecten vraagt tijd en het zal wellicht nog jaren duren voor de effecten ervan zichtbaar zullen zijn.

Daarnaast zijn er de incidenten. Een incident is een abnormaliteit die aanleiding kan geven tot het niet halen van normen of verplichtingen. In 2004 werden door de NV Aquafin 199 incidenten gemeld. 102 daarvan hadden een belangrijke negatieve impact op het milieu.

En dan zijn er nog de bedrijfsafvalwaters. Die kunnen een sterke impact hebben op de werking van de saneringsinfrastructuur. Verregaand gezuiverde bedrijfsafvalwaters kunnen niet alleen het aantal overstortfrequenties verhogen, ze verminderen ook het rendement van de zuiveringsinstallaties. Andere bedrijfsafvalwaters zijn dan weer sterk geconcentreerd. Ze vormen niet noodzakelijk een bedreiging voor de werking van de zuiveringsinstallaties maar kunnen bij een overstortactiviteit een sterke negatieve impact hebben op het leefmilieu. Het gaat om een kleine minderheid van de bedrijfsafvalwaters maar dit neemt niet weg dat ze tot grote kopzorgen leiden in bepaalde zuiveringszones.

Conclusies en antwoord beleid

De verdunning van het afvalwater verlaagt het rendement van de zuivering, verhoogt de overstortfrequentie en drijft de exploitatiekosten op. Daarom is het nodig de knelpunten aan te pakken en de bestaande infrastructuur te optimaliseren.

Minister Peeters heeft oog voor de aangehaalde problemen. Hij heeft intussen over administraties en besturen heen verschillende acties ondernomen om de geblokkeerde dossiers vooruit te helpen. Op 25 maart keurde de Vlaamse regering op zijn voorstel het eerste optimalisatieprogramma goed. In dat programma werden 57 projecten opgenomen voor een totaal bedrag van 47,4 mio euro. Een tweede optimalisatieprogramma ligt momenteel voor nazicht bij de Inspectie voor Financin.

Naast de gewestelijke initiatieven keurde de minister in 2004 tevens 4 kwartaalsubsidiringsprogramma's goed voor gemeentelijke rioleringen en kleinschalige zuiveringsinstallaties. In die 4 kwartaalprogramma's werden ongeveer 170 projecten opgenomen. Voor de uitvoering van die projecten werd om en bij de 120 mio euro uitgetrokken. Dit is het dubbele van het investeringsbudget van de voorgaande jaren.

Bron : VMM

_______________________________

Extra info : Geoloket Waterkwaliteit