18/02/2005

SERV stelt tweede sociaal-economisch rapport Vlaanderen voor

Terug naar artikeloverzicht

Traditionele sociaal-economische beleidsthema's krijgen vandaag een nieuwe inhoud. De SERV volgt deze nieuwe evoluties op de voet en wil mee de krijtlijnen uittekenen voor een vernieuwde sociaal-economische beleidsvisie op middellange en lange termijn. Daarom brengt de SERV om de twee jaar een rapport naar buiten over de sociaal-economische ontwikkelingen die voor Vlaanderen belangrijk zijn op middellange termijn. Vandaag stelt de SERV zijn tweede Sociaal-economisch rapport Vlaanderen voor.

Inzicht in de sociaal-economische positionering van Vlaanderen in een internationale context is noodzakelijk om de positie van Vlaanderen te verbeteren. Daarom bestaat het eerste deel uit een boordtabel met de belangrijke indicatoren voor een breed aanbod van sociaal-economische domeinen. Vlaanderen/Belgi wordt geplaatst tegenover acht landen en acht regio's die sociaal-economisch tot de absolute top behoren. Hieruit blijken vijf grote uitdagingen waarvoor Vlaanderen staat.

  1. Om voor het BBP per inwoner de best presterende regio's en landen te evenaren zullen de onderliggende componenten en in het bijzonder de werkzaamheidsgraad moeten verbeteren.
  2. Ondernemerschap mist in Vlaanderen/Belgi de dynamiek van de best presterende toetslanden. Vlaanderen kan wellicht leren uit hun omgang met ondernemerschap (administratief, juridisch, financieel,..).
  3. Levenslang en levensbreed leren vormt hoe langer hoe meer een noodzakelijkheid. Hoe slagen andere landen en regio's erin een grotere deelname te bereiken voor vorming en opleiding?
  4. Innovatie is een hefboom voor economische welvaart en sociaal welzijn. Voor innovatie neemt Vlaanderen een middenpositie in. Vlaanderen moet dit aangrijpen als een kans om zijn prestaties te versterken.
  5. Duurzaamheid vergt de nodige aandacht, ook voor het leefmilieu. De zwakke prestatie die Vlaanderen neerzet ondermeer voor de uitstoot van broeikasgassen en waterzuivering dwingt tot handelen.

Het tweede deel van het Sociaal-economisch rapport Vlaanderen 2005 diept zeven thema's verder uit.

Een eerste hoofdstuk levert gedetailleerd cijfermateriaal per sector waardoor het profiel van de actieve 55-plussers scherp kan worden afgelijnd.

Een tweede hoofdstuk ontleedt de positie van de hoogtechnologische sectoren in de economische en exportstructuur van Vlaanderen. De industrile hoogtechnologische sectoren in Vlaanderen zijn vrij zwak uitgebouwd. Ierland en Finland, maar ook Walloni scoren beter. Ook de hoogtechnologische dienstensectoren zijn in verhouding niet sterk vertegenwoordigd in Vlaanderen. Er is dus nood aan een verdere uitbouw en sterkere aanwezigheid van hoogtechnologische sectoren. Zij zijn immers uitermate belangrijk voor de toekomstige concurrentiekracht en voor de succesvolle omschakeling naar een creatieve en kenniseconomie.

Als derde thema komt de hernieuwbare energietechnologiesector in Vlaanderen aan bod. Zowel vanuit beleidsmatig als vanuit sociaal-economisch oogpunt is de sector van groot belang. Het gaat om innovatieve, toekomstgerichte activiteiten met een groot potentieel en goede exportmogelijkheden. Bovendien zal de realisatie van belangrijke beleidsdoelstellingen voor klimaat en energie enkel mogelijk zijn als meer, betere en kosteneffectieve hernieuwbare energietechnologien beschikbaar komen. De Vlaamse hernieuwbare energietechnologiesector telde in 2002 403 bedrijven en realiseerde een omzet van 280 miljoen euro. De werkgelegenheid in de sector wordt geraamd op 1.227 voltijdse banen.

Een vierde hoofdstuk raamt het indirecte werkgelegenheidseffect voor veertien bedrijfstakken. Industrile bedrijfstakken registreren vooral indirecte werkgelegenheid bij hun toeleveranciers. Voor de dienstenbedrijfstakken is het effect via het inkomen van hun werknemers ongeveer even groot als dat bij de toeleveranciers. Vooral de indirecte werkgelegenheid kent een positieve ontwikkeling. De netto werkgelegenheidscreatie zowel direct als indirect komt vooral tot stand in de gezondheidszorg en sterk groeiende dienstenbedrijfstakken (zakelijke dienstverlening en post en telecommunicatie).

Een vijfde hoofdstuk bestudeert de werking en financiering van de Vlaamse zorgverzekering. Naast feitenmateriaal presenteert het rapport aan de hand van een modelmatige inschatting enkele scenario's voor de middellange termijn. De gekozen scenario's zijn informatief en schuiven geenszins een voorkeur van de sociale partners naar voren.

Het zesde hoofdstuk geeft een overzicht van de beleidsontwikkelingen voor het erkennen van competenties (EVC) en dit op Europees, Belgisch, Waals en Vlaams niveau. EVC is een belangrijk beleidsinstrument bij levenslang leren. Het kan de mobiliteit op de arbeidsmarkt verbeteren, kan motiveren om levenslang te leren en kan helpen knelpunten op de arbeidsmarkt op te lossen. Het recente EVC-decreet geeft iedereen het recht zijn competenties te laten erkennen en certificeren. Het erkennen zal gebeuren met standaarden afgeleid van de SERV-beroepsprofielen. De SERV zal ook de standaarden ontwikkelen in samenwerking met de sectoren.

Een laatste hoofdstuk behandelt de rol van de regio's op het vlak van fiscaliteit. Een vergelijking met de voormalige lidstaten van de Europese Unie leert dat de impliciete heffingsvoet op consumptie en kapitaal zich in Belgi net boven het Europees gemiddelde bevindt. De impliciete heffingsvoet op arbeid ligt er duidelijk boven. De impact van regionale overheden is moeilijk te bepalen omdat er geen algemene indicator voor die "taxing power" bestaat. De SERV doet een voorstel voor een dergelijke indicator. Het hoofdstuk presenteert ook een kwalitatieve analyse van de regionale fiscale bevoegdheid in vijf Europese landen. Het debat over fiscale autonomie is overal gekoppeld aan de verdeling van financile middelen tussen regio's.

Het "Sociaal-economisch rapport Vlaanderen 2005" kan u bestellen bij :

Wetenschappelijke Uitgeverij Academia Press
tel. : 09.233.80.88
fax : 09.233.14.09
http://www.academiapress.be.

Bron : SERV