23/03/2005

Proefschrift van de U.Gent 'De veranderende houding van Europa ten opzichte van GGOs'

Terug naar artikeloverzicht

Sinds de introductie van transgene planten in het midden van de jaren '90 groeide wereldwijd het areaal aan genetisch gewijzigde gewassen (GGG's). Europa echter kende heel wat tegenstand vanwege drukkingsgroepen van consumenten en milieuactivisten. Een transparant en strikt wetgevend kader geldt sinds april 2004 in de EU. Betrouwbare strategien voor het controleren en kwantificeren van GGO's zijn beschikbaar op basis van wetenschappelijk onderzoek. Deze factoren dragen bij tot vertrouwen en een meer open houding van Europa ten opzichte van GGO's. Isabel Taverniers doctoreerde op 3 maart in de Toegepaste Biologische Wetenschappen aan de UGent, en bracht deze thematiek in kaart in haar proefschrift "Ontwikkeling en implementatie van strategien voor GGO kwantificering in een wijzigende Europese context".

De recombinant-DNA technologie of moderne biotechnologie vond zijn oorsprong in de jaren '70. Na de 'rode biotechnologie' of de toepassingen van biotechnologie in de medische sector, begon de 'groene biotechnologie' aan zijn opmars. De ontdekking eind de jaren '70 dat de bodembacterie Agrobacterium tumefaciens op natuurlijke wijze planten genetisch kan modificeren, vormde hiervoor de basis. De allereerste genetisch gewijzigde (GG) planten, resistent tegen virussen en insecten, werden gekweekt in 1985. Twintig jaar later zijn wereldwijd 81 miljoen hectare beplant met GG gewassen. De acht toplanden verantwoordelijk voor bijna 100% van de totale oppervlakte aan GG gewassen (GGG's) zijn de VS (59%), Argentini (20%), Canada (6%), Brazili (6%), China (5%), Paraguay (2%), India (1%) en Zuid-Afrika (1%). Binnen Europa werden GGG's in 2004 enkel geteeld in Roemeni, Spanje, en een klein areaal in Duitsland. In 2004 was 56% van de sojateelt wereldwijd genetisch gewijzigd. Dit was 28% voor katoen, 19% voor koolzaad en 14% voor mas.

De eerste GG voedingsproducten werden gentroduceerd op de Amerikaanse markt in 1994 (Flavr Savr tomaat) en binnen de Europese Unie in 1996 (Roundup Ready soja en Bt176 of Maximizer mas). Terwijl wereldwijd ondertussen meer dan 60 transgene events of GG lijnen goedgekeurd zijn, is het aanbod aan toegevoegde eigenschappen van transgene gewassen momenteel nog vrij beperkt. De huidige generatie GG organismen (GGO's) brengt vooral voordelen voor de producent. Herbicidetolerantie en insektresistentie zijn voorbeelden van nieuw ingebrachte eigenschappen die zorgen voor bescherming van de plant. Oogstverliezen worden tegengegaan door verminderd gebruik van onkruidverdelgers of het verhinderen van insectenvraat. Meer recente ontwikkelingen zijn gericht op het verbeteren van de kwaliteit van de eindproducten. Hier denken we vooral aan voeding met een hogere voedingswaarde, meer smaak of een langere houdbaarheid. Voorbeelden zijn fruit en groenten met meer vitamines, zaden met een gezondere oliesamenstelling, aardappelen met een hogere zetmeelconcentratie zodat deze bij frituren minder vet opslorpen, purperen tomaten met verhoogde synthese van flavonod pigmenten, of voedingsgewassen met minder allergene stoffen zoals 'hypoallergene' rijst, soja, pinda's, en glutenvrije tarwe. Dat de tweede generatie GGO's ook voordelen inhoudt voor de consument, kan een rol spelen in een toenemende acceptatie van GGO's door de Europese consument.

Hoe komt het dat er in Europa, in tegenstelling tot Amerika, zoveel weerstand is tegen GGO's of de groene biotechnologie? Dat de huidige GG planten ontwikkeld worden door de grote agrochemische industrien, vooral gericht op een economisch rendement en voordelen voor de producent, is uiteraard niet de enige reden. Terwijl het Amerikaanse continent het afgelopen decennium een bijna 50-voudige groei kende aan transgene gewassen, stelde de EU in oktober 1998 een moratorium in voor het commercialiseren van GGO's. Dit was het gevolg van de Frankenstein-voedselmythe die in 1998 in de pers verscheen. De aanleiding was het succes van de Flavr Savr tomatenpuree in de VS en in Groot-Brittanni. Milieuactivisten en andere groeperingen die tegen transgene planten gekant zijn, hebben bezorgdheid weten te creren bij de consument. Dit door het bedenken van allerlei gevarenscenario's en het aanhalen van niet-wetenschappelijke, emotionele argumenten. Deze factor, samen met het toen ontbreken van gepaste informatie en kennis die geruststellen, alsook het groeiende 'anti-Amerikaans gevoel' en de strijd tegen multinationals en globalisering, verklaren het snelle succes van de anti-GGO campagne die in Europa gevoerd is.

Bezorgdheid is het gevolg van angst voor het onbekende. De consument heeft het recht te weten wat hij koopt en te kiezen tussen al dan niet GG voeding. Deze boodschap van de Europese consument vormde, samen met wetenschappelijke overwegingen, de basis voor het ontwikkelen van een nieuw, volledig en heel strikt wetgevend kader voor GGO's binnen de EU. De basiscomponenten van de nieuwe wetgeving zijn het verzekeren van de bioveiligheid van elk transgeen gewas en het verplicht etiketteren van alle GG producten afgeleid van het gewas. Elke toelating onder richtlijn 2001/18/EC voor introductie in het milieu of verordening (EC) 1829/2003 voor het commercialiseren van GGO's, vereist een positief bevonden bioveiligheidsevaluatie. Deze risico-analyse omvat een gedetailleerde beschrijving van de genetische modificatie en het resulterende GGO, chemische analyses, toxicologische testen, alsook observatie en experimenteel testen van het GGG op het veld. De risico-analyse, waarin de Europese Voedselauthoriteit (EFSA) een cruciale rol speelt, bestudeert alle mogelijke schadelijke gevolgen voor de mens of het milieu, de kans dat deze zich voordoen, en de gevolgen voor het milieu en/of de gezondheid van mens en dier.

Een ander fundamenteel punt is de aanwezigheid van 'onvoorziene' of 'technisch onvermijdbare' concentraties aan GGO op verschillende schakels in de keten van grondstof tot eindproduct. Minieme hoeveelheden GGO's kunnen ongewild in voedsel of diervoeder aanwezig zijn. De EU regelgeving houdt hier rekening mee door een drempelwaarde van 0.9% in te stellen waarboven etikettering van alle GG voeding en veevoeding verplicht wordt. GGO's die in Europa nog niet officieel toegelaten zijn, maar wel een positieve evaluatie kregen van de Voedselauthoriteit, moeten getiketteerd zijn vanaf 0.5%. Gekoppeld met deze regelgeving rond etikettering, is de nieuwe verordening (EC) 1830/2003 die tracering van GGO's voorschrijft. Op deze manier wordt controle op de aanwezigheid van en het gehalte aan GGO's doorheen de keten mogelijk. De consument wordt de keuze geboden tussen al dan niet GGO.

Het nieuw wetgevend kader voor teelt, import of gebruik van GGO's in voeding en veevoeding, is in alle Europese lidstaten van kracht sinds april 2004. Tegelijkertijd werd het moratorium voor nieuwe markttoelatingen van GGO's opgeheven. Voor controle op de implementatie van deze regelgeving zijn nauwkeurige moleculaire technieken vereist voor het detecteren en kwantificeren van GGO's. Als overheidsinstelling voert het Departement voor Plantengenetica en -veredeling (DVP) van het CLO-Gent, GGO analyses uit binnen een ISO 17025 geaccrediteerd laboratorium. Aan de basis van routinematige controle op GGO's ligt jarenlang onderzoek naar het ontwikkelen en implementeren van kwantificeringsstrategien. Dit niet alleen in planten en zaaizaden, maar ook in granen en alle afgeleide, be- en verwerkte producten zoals mengvoeders en voedingsproducten. Onderzoek naar betrouwbare en praktische systemen voor controle van GGO's doorheen de keten is cruciaal voor het scheppen van vertrouwen. Belangrijk is ook dat wetenschappelijke instellingen zich open stellen voor het publiek en samenwerken met overheidsinstanties die wetenschappelijke informatie vertalen naar de consument, zoals het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB).

Vertrouwen van de consument in wetgevers en wetenschappers, en een transparante communicatie tussen de verschillende betrokkenen onderling, zullen hopelijk bijdragen tot een grotere acceptatie en dus een positieve evolutie in de houding van de Europese consument ten opzichte van GGO's.

Info

Dr. ir. Isabel Taverniers
DVP-CLO
Caritasstraat 21
9090 Melle
Tel. 09 278 29 00
i.taverniers@clo.fgov.be

Extra info :