134.000 risicopercelen uit 304 gemeentelijke inventarissen . Dat is het voorlopige resultaat van de intensieve informatie-uitwisseling tussen Vlaamse steden en gemeenten en de OVAM.
Onterecht risicogrond
Als de eigenaar of exploitant van mening is dat een kadastraal perceel onterecht is opgenomen als risicogrond, bezorgt hij de bewijsstukken aan de gemeente om het tegendeel aan te tonen. Soms kan de gemeente echter geen uitspraak doen op basis van de beschikbare administratieve informatie. In dat geval moet de betrokkene een gemotiveerde verklaring door een bodemsanerings-deskundige laten opstellen. Hiervoor bestaat een Code van Goede Praktijk.
Wijzigen procedure gemotiveerde verklaring
De huidige procedure voor de beoordeling van deze verklaringen blijkt in de praktijk niet steeds duidelijk. Gemeenten gaan hier, naargelang de expertise en werklast van de milieudienst, verschillend mee om. OVAM optimaliseert deze nu.
De gemeente blijft de eindverantwoordelijke van haar gemeentelijke inventaris. Ze dient altijd te bevestigen of alle beschikbare informatie is meegenomen in de gemotiveerde verklaring. Zo vermijden we dat vaststellingen elkaar tegenspreken. Daarom stuurt de deskundige de gemotiveerde verklaring vanaf 1 april 2017 rechtstreeks naar de gemeente. Bij akkoord kan de betreffende gemeente deze informatie aanpassen via het webloket of via inventarisatie@ovam.be. Indien nodig levert de OVAM een correctie-attest af.
Enkel op expliciet verzoek van de gemeente zal de OVAM de inhoudelijke beoordeling op zich nemen. De OVAM neemt hierbij een standpunt in op basis van de gemotiveerde verklaring van de deskundige.
Belangrijk is dat de uitspraak over een risicoperceel steeds op perceelsniveau gebeurt. Een risicogrond kan bestaan uit meerdere percelen. Als de activiteiten zich op meerdere percelen situeren, bekijkt men de onderzoeksplicht in principe telkens per perceel. In de praktijk zijn echter niet alle risico-inrichtingen duidelijk toe te wijzen aan 1 perceel. Uitgezonderd de opslag van gevaarlijke stoffen, behoren andere inrichtingen veeleer tot de milieutechnische eenheid gesitueerd over de verschillende percelen.
Bij een exploitatieonderzoek moeten steeds de lozingspunten en andere potentiële verontreinigingsbronnen, die buiten de onderzoekslocatie gesitueerd, maar verbonden zijn aan de exploitatie, onderzocht worden. Dit geldt ook voor bodemonderzoeken voor overdracht door de exploitant of zijn rechtsvoorganger.
De Code van Goede Praktijk wordt op korte termijn geactualiseerd en aangevuld met praktijkvoorbeelden. Meer details vindt u op www.ovam.be/datakwaliteit-gemeentelijke-inventaris of bij onze medewerkers via inventarisatie@ovam.be
Bron: De Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij