30/06/2022

Onderzoek ‘De Droge Delta’ toont welke strategische gebieden in Vlaanderen als ‘waterschuur’ kunnen werken om ons beter te wapenen tegen droogte

droogte
Terug naar artikeloverzicht

Onder de noemer ‘De Droge Delta’ startte LABO RUIMTE, het samenwerkingsverband tussen het Departement Omgeving en het Team Vlaams Bouwmeester, in 2020 een nieuw onderzoekstraject op naar de ruimtelijke hefbomen in de strijd tegen waterschaarste.

Context: Vlaanderen lijdt onder hoge waterstress

De droge zomers waarmee Vlaanderen in 2017, 2018, 2019 en 2020 werd geconfronteerd, toonden aan dat we niet voorbereid zijn op langere periodes van droogte. Ook in dit voorjaar van 2022 was de droogte alomtegenwoordig in het nieuws. In vergelijking met andere Europese regio’s kampt Vlaanderen met een hoge waterstress: de waterbeschikbaarheid is laag ten opzichte van de watervraag. Die waterschaarste is een complexe problematiek: hoewel er op jaarbasis voldoende regen valt om aan onze watervraag te voldoen, wordt er nog te veel water naar de riolering afgevoerd, zodat we in periodes van droogte in de problemen komen. Dat heeft onder meer te maken met de manier waarop we onze fysieke omgeving inrichten en gebruiken.

Focus van het onderzoek: ruimtelijke en proactieve oplossing op lange termijn

Hoewel er al heel wat onderzoek gebeurt naar waterschaarste, werd het verband met de ruimtelijke ontwikkeling in die onderzoeken nog te weinig in kaart gebracht. Ruimtelijke planners, stedenbouwkundigen en ontwerpers hebben bovendien nog te weinig kennis van de droogteproblematiek.

De Vlaamse overheid heeft in dit droge voorjaar voor het eerst de tool van het reactief afwegingskader voor droogte moeten toepassen, waarin maatregelen zoals sproeiverbod, oppompverbod of het afschakelen van drinkwater worden voorgesteld. In de huidige debatten tijdens droge periodes wordt vooral gefocust op maatregelen die snel uitgevoerd kunnen worden. Om niet in crisismanagement te blijven hangen, is er echter ook nood aan structurele ingrepen op de langere termijn, zowel aan de vraag- als aan de aanbodzijde. Hierin kunnen ruimtelijke planning, programmatie en inrichting een belangrijke rol spelen in de noodzakelijke evolutie van versnelde waterafvoer naar meer infiltreren, vasthouden en hergebruik van water.

Historische evolutie naar een drainagecultuur

Het rapport van de eerste diagnosefase van het onderzoek ‘De Droge Delta’, uitgevoerd door het consortium Sweco, Cluster landschapsarchitecten en Universiteit Antwerpen, is afgerond en brengt in kaart welke de droogte-uitdagingen voor Vlaanderen zijn, maar vooral hoe die uitdagingen én de potenties om water langer vast te houden zeer verschillend zijn naargelang van de kenmerken van het landschap en de ondergrond. De onderzoekers brengen in beeld hoe we in de loop van de geschiedenis, door tal van ruimtelijke ingrepen, geëvolueerd zijn naar een drainagecultuur om water versneld af te voeren. Door het aanleggen van grachten, verharding, door bebossing (met naaldbossen) en ontbossing werd de capaciteit die het landschap heeft om water te bergen steeds verder aangetast. Ingrepen in de waterlopen, zoals verdiepen en rechttrekken, zorgden ook voor een lagere stromingsweerstand en een hogere stroomsnelheid, waardoor het water sneller naar zee afgevoerd wordt.

Ons landschap als "badkuip" met een kapotte kraan

Een van de gevolgen van deze drainagecultuur is dat we de hoeveelheid neerslag die tijdens de natte winterperiode valt, te weinig vasthouden en onvoldoende weten om te zetten in strategische waterreserves die we tijdens de drogere zomerperiodes nodig hebben. Het onderzoeksteam gebruikt de metafoor van de ‘badkuip’ om te laten zien hoe de klimaatverandering de droogteproblematiek zeer urgent maakt. Het landschap wordt vergeleken met een badkuip die gevuld wordt via neerslag – de kraan. De badkuip geeft voeding aan onze waterlopen én vult het grondwater aan – via de afvoer onderaan. Een deel van de neerslag vloeit echter weg door drainage – een te laag gelegen overloop – waardoor de kuip nooit helemaal gevuld raakt.

De droogteproblematiek in Vlaanderen is vandaag zo urgent omdat we het landschap tot een drainagemachine hebben omgebouwd, maar ze wordt nog urgenter door de klimaatverandering:

  • De kraan van ons bad is kapot: door extremere weersomstandigheden staat de kraan óf helemaal open, óf helemaal dicht. Op momenten dat de kraan helemaal openstaat, bij intense neerslag, spat er heel wat water over de rand van de badkuip heen, of met andere woorden, de bodemverharding en bodemcompactie zorgen ervoor dat heel wat neerslag direct afstroomt en niet in de badkuip terecht komt.
  • Ons drainagesysteem is te vergelijken met een te laag geplaatste badoverloop, waardoor we het bad niet helemaal meer gevuld krijgen: we gebruiken de opslagcapaciteit van het landschap onvoldoende. 
  • Dat alles maakt dat de basisvoeding van onze waterlopen – via de afvoer onderaan – sterk verminderd is, en we ook de dieper gelegen freatische grondwaterlagen minder aanvullen. Daar komt nog bovenop dat we via grondwaterwinningen ook die laatste verder uitputten.

Het volume van de badkuip, de potentiële opslagcapaciteit van het landschap, is heel verschillend van gebied tot gebied, en hangt onder meer af van de samenstelling van de diepere grondlagen. Meer ontharden, water infiltreren en vasthouden om droogte te bestrijden moet overal gebeuren, maar zal in het ene gebied veel meer impact hebben op strategische voorraden dan in het andere. In de Kempische badkuip kunnen we potentieel veel water stockeren, de Westhoek daarentegen is veel minder goed bedeeld.

Door ervoor te zorgen dat onze badkuip ‘tot het randje’ is gevuld in natte periodes gunnen we onszelf in droge periodes meer water en minder consumptiebeperkende maatregelen. We worden zo ‘waterrobuuster’.

 

 

badkuip_natuurlijkbadkuip_actuele_situatie

 

Hydrologische modellen laten zien waar we water moeten infiltreren

De onderzoekers maakten op basis van watersystemische modellen een reeks kaarten, die laten zien waar – op basis van microreliëf – het best geïnfiltreerd wordt en wat het huidige verlies aan waterleverend vermogen is, door drainage, afstroming, verdamping, etc. De potentie voor infiltratie van neerslag hangt immers ook af van het bodemgebruik en de bodembedekking, en via modellen kan het effect worden getest van een ander bodemgebruik of een andere beplanting. 

Strategische gebieden als waterschuur voor Vlaanderen?

De modellen tonen welke kansen er liggen om meer water vast te houden in de ondiepe ondergrond, wat we kunnen winnen door minder te draineren en afstroming te beperken, en hoe we ons kunnen wapenen tegen de gemiddelde zomerdroogte. De vraag die we in dit onderzoek voorop willen stellen is echter: waar liggen er kansen om op grotere schaal strategische zoetwatervoorraden aan te leggen? We kunnen meer infiltreren en minder draineren, maar in welke mate leidt dat tot watervoorraden die ons door periodes van extreme droogte kunnen helpen? Bovendien verschilt dit sterk binnen Vlaanderen. In bepaalde gebieden zijn er extra mogelijkheden om water op te slaan en weer te onttrekken in tijden van nood. Om te weten te komen waar die strategische gebieden, die als een soort waterschuur voor Vlaanderen kunnen fungeren, gelegen zijn, bracht het onderzoeksteam ook dieper liggende ondergrondse lagen in beeld. Dit resulteerde in een kaart van geomorfologische  landschapsstructuren met een potentieel waterleverend vermogen, zoals dekzandruggen, het krijtmassief en moeren, die ontwikkeld zouden kunnen worden tot grote zoetwaterlichamen. Zo vormen de Kempische zandgebieden bijvoorbeeld een strategisch gebied om water te stockeren en aan seizoensberging te doen.

 

strategische_gebieden_drogedelta

 

Tot slot brengt het onderzoeksteam ook een hele reeks van mogelijke – ook kleinschalige – ruimtelijke ingrepen in kaart die ingezet kunnen worden om onze drainagemachine te verbouwen, door enerzijds meer water te infiltreren en anderzijds de afvoer van het water te vertragen. Het gaat dan over de gekende maatregelen die relatief snel geïmplementeerd kunnen worden, zoals schotten in de kleinere waterlopen, infiltratiebermen of peilgestuurde drainages. Andere ingrepen zullen wat meer tijd en energie vragen, zoals het bodemleven activeren, veenmoerassen ontwikkelen of grachten dempen. Het inzetten op dergelijke ingrepen wordt des te belangrijker in de strategische gebieden. In de volgende fase zal worden onderzocht welke maatregelen op welke locatie in het landschap de meeste kansen bieden.

Vervolgonderzoeken op drie gebieden

Met de inzichten en bouwstenen uit de diagnose en atlas zullen drie ontwerpteams in een volgende fase van het onderzoek verder aan de slag gaan om de ruimtelijke strategieën uit te testen op drie concrete gebieden: de Denderflanken, De Moervaartvallei en het gebied van de Kleine Nete. Elk van de teams neemt, in overleg met experten en actoren, een van de drie onderzoeksgebieden onder de  loep:

  • Denderflanken: Tractebel, H+N+S Landschapsarchitecten en IMDC
  • Moervaartvallei: LAMA landschapsarchitecten en HoGent
  • Kleine Nete: Omgeving en Hesselteer
     

Download het rapport

 

Meer informatie

lieven.symons@vlaanderen.be -  0475 49 35 72

 

 

Bron: Departement Omgeving, Vlaamse Overheid