10/02/2006

MiNa-Raad en SERV dringen aan op sterk Europees luchtbeleid

Terug naar artikeloverzicht

Na intense discussies stelde de Europese Commissie de Thematische Strategie Luchtverontreiniging voor. Daarin formuleert ze de tussentijdse doelstellingen voor 2020, en geeft ze aan welke richting het beleid uit moet en welke maatregelen dit beleid moeten ondersteunen. De strategie legt de nadruk op betere regelgeving, concentreert zich op de schadelijkste verontreinigende stoffen en wil dat de lidstaten meer inspanningen leveren om milieuoverwegingen te integreren in de beleidsstrategien. De MiNa-Raad werd gezien zijn expertise rond Europese milieuthemas om advies gevraagd door Vlaams minister van Leefmilieu Peeters. Gelet op het sociaal-economische belang van het dossier, hebben de MiNa-Raad en de SERV besloten om gezamenlijk een advies uit te brengen.

Na intense discussies stelde de Europese Commissie de Thematische Strategie Luchtverontreiniging voor. Daarin formuleert ze de tussentijdse doelstellingen voor 2020, en geeft ze aan welke richting het beleid uit moet en welke maatregelen dit beleid moeten ondersteunen. De strategie legt de nadruk op betere regelgeving, concentreert zich op de schadelijkste verontreinigende stoffen en wil dat de lidstaten meer inspanningen leveren om milieuoverwegingen te integreren in de beleidsstrategien. De MiNa-Raad werd gezien zijn expertise rond Europese milieuthema's om advies gevraagd door Vlaams minister van Leefmilieu Peeters. Gelet op het sociaal-economische belang van het dossier, hebben de MiNa-Raad en de SERV besloten om gezamenlijk een advies uit te brengen.

Ter voorbereiding van de discussie in de Europese Raad voor milieuministers geven de SERV en de MiNa-Raad in een gezamenlijk advies aan Vlaams minister Peeters en de Vlaamse onderhandelaars zeven algemene aanbevelingen mee.

  1. Pleit in de eerste plaats voor maatregelen op Europees niveau.
    Het grensoverschrijdende karakter van de luchtverontreiniging en de omvang van het probleem vereisen een sterke Europese aanpak. Met eenzijdige maatregelen in eigen land is het zeker voor kleine landen zoals Belgi soms moeilijk en duur om de luchtverontreiniging voldoende te bestrijden, terwijl de bijdrage uit het buitenland groot is. Een gecordineerde Europese aanpak neemt niet weg dat aanvullende nationale of lokale maatregelen nodig zijn, zeker in regio's waar de luchtkwaliteit slechter is dan in andere delen van Europa, zoals Vlaanderen, Noord-Itali of het Ruhrgebied. Naargelang de parameter moet nagegaan worden welk beleidsniveau het meest geschikt is.

  2. Dring aan op bijkomende actie om de langetermijndoelstelling te realiseren.
    De Europese strategie zal de luchtverontreiniging niet genoeg verminderen om tegen 2020 de langetermijndoelstelling uit het Europese zesde milieuactieprogramma te bereiken. Daarom stellen de raden voor dat de Europese Commissie nu al in grote lijnen een langetermijnvisie ontwikkelt over wat er na 2020 moet gebeuren. Ondertussen moet de Unie blijven zoeken naar nieuwe maatregelen om de luchtverontreiniging aan te pakken. Hierbij denken SERV en MiNa-Raad onder meer aan de invoering van een EURO V-norm voor lichte voertuigen waarbij de momenteel voorgestelde NOx-norm verlaagd wordt (rekening houdend met technische en economische aspecten); een EURO VI-norm voor zware voertuigen, het stimuleren van de verkoop van dieselvoertuigen met roetfilter, strengere uitstootnormen voor de scheepvaart en de invoering van een systeem van tarificatie voor het gebruik van transportinfrastructuur.

  3. Vraag aandacht voor de problematiek van fijne deeltjes (PM2,5)
    MiNa-Raad en SERV wijzen erop dat fijne stofdeeltjes (PM2,5) gevaarlijker zijn dan grotere. Maar voor een efficint Europees beleid terzake is de huidige kennis en informatie nog te beperkt. De raden vragen daarom dat er dringend werk wordt gemaakt van meer onderzoek naar de bronnen, concentraties, risico's en effecten op de ruimtelijke en economische ontwikkelingen in de EU, pas daarna kan een Europese PM2,5 bindende norm (grenswaarde) vastgesteld worden. De invoering van deze grenswaarden moet gepaard gaan met een versterkt en ambitieus bronbeleid.

  4. Waak erover dat de mogelijkheid tot derogatie niet wordt misbruikt door de lidstaten.
    Omdat sommige regio's kampen met acute en uitzonderlijke problemen om de luchtkwaliteit te
    verbeteren, biedt de strategie de mogelijkheid om in die gebieden de termijn voor de naleving van de verplichtingen te verlengen. Dat kan enkel als aan strenge criteria wordt voldaan en als er plannen zijn om de naleving te versnellen. De raden erkennen dat die derogatie nodig kan zijn, maar vragen dat er voorzichtig wordt omgesprongen met het verlenen van dergelijk uitstel aan de lidstaten. In elk geval mag het niet worden aangegrepen om al geplande maatregelen uit te stellen of niet te nemen.

  5. Ondersteun de geplande vereenvoudiging van de regelgeving.
    SERV en MiNa-Raad ondersteunen het Europese voornemen om de regelgeving te vereenvoudigen en duidelijker te maken. Vanuit de eigen ervaring kan Vlaanderen hierbij een actieve rol vervullen.

  6. Vraag blijvende inspanningen voor beleidsonderbouwing.
    De raden vragen dat Vlaanderen in de Unie aandringt op blijvende inspanningen op het vlak van informatie- en kennisontwikkeling en modelbouw, zodat de kosten en baten nauwkeuriger in beeld gebracht kunnen worden.

  7. Zorg zelf voor een alerte en actieve houding van Vlaanderen.
    MiNa-Raad en SERV vragen tot slot dat Vlaanderen een zeer alerte en actieve houding inneemt bij de verdere besprekingen van de strategie en bij de verdeling van de inspanningen per lidstaat. Uit de voorbereiding van de Europese Commissie, blijkt dat voor Belgi zowel de baten als de kosten per capita hoger dan het Europese gemiddelde liggen. Het is evenwel niet evident of en in welke mate die kosten en baten zich zullen realiseren. Er moet worden vermeden dat Belgi onrealistische doelstellingen aangaat die achteraf niet haalbaar blijken of in vergelijking met andere landen tot zeer hoge kosten leiden. De Raden dringen er dan ook op aan dat de Vlaamse onderhandelaars beroep kunnen doen op verder onderbouwend studiemateriaal en voor de standpuntbepaling kunnen terugvallen op een overlegd en zo breed mogelijk draagvlak. De Raden vragen eveneens dat afspraken worden gemaakt om aanvullende of complementaire maatregelen van aangrenzende regio's beter op elkaar af te stemmen.

Advies : Europese Thematische Strategie Luchtverontreiniging

Bron : MiNa-Raad