30/11/2001

Milieusamenwerkingsovereenkomst met gemeenten en provincies

Terug naar artikeloverzicht

De Vlaamse regering heeft op voorstel van Vlaams minister van leefmilieu en landbouw Vera DUA beslist om in opvolging van de huidige milieuconvenanten een nieuwe samenwerkingsovereenkomst af te sluiten met de Vlaamse gemeenten, steden en provincies. De nieuwe overeenkomst loopt voor minstens 3 jaar en bevat heel wat nieuwe opties die een opstap naar duurzame ontwikkeling betekenen.

Deze samenwerkingsovereenkomst is gericht op de integratie van leefmilieu in andere beleidsdomeinen. Deze integratie wordt beoogd in het domein van de landschappen, het ruimtelijk beleid, de werkgelegenheid, energie en mobiliteit.

De overeenkomst is opgedeeld in 9 onderdelen:

  • een basispakket met een instrumentarium nodig voor de uitbouw van een basismilieubeleid
  • 8 thematische clusters: integraal waterbeleid, vaste stoffen, hinder, natuurlijke entiteiten (dit is natuur, bos, groen en landschappen samen), energie, mobiliteit, gebiedsgericht beleid en doelgroepen.

Elk onderdeel is opgebouwd in 3 ambitieniveaus: hoe hoger het niveau, hoe meer afstemming, integratie en duurzaam milieubeleid. Een gemeente kan volgens haar eigen middelen, mogelijkheden, inzichten en capaciteiten in elk onderdeel haar niveau bepalen. Op niveau 3 werkt de gemeente of provincie haar eigen projectvoorstel uit.

Inhoud van de clusters

Het onderdeel instrumentarium omvat op niveau 1 volgende zaken: uitbouw van een milieudienst, de milieuraad en het schrijven van een jaarlijks milieuprogramma. Op niveau 2 wordt de duurzaamheidsambtenaar voorzien en op niveau 3 vinden we de opmaak van een milieubarometer, om de toestand van het milieu in de gemeenten te meten. Zo kan een gemeente de vraag 'Hoe gaat het met mijn gemeente op vlak van leefmilieu en natuur ?' onderbouwd beantwoorden.

De cluster water bestaat op niveau 1 voor een deel uit het verderzetten van acties uit het lopende convenant, zoals bv. de subsidiring van hemelwaterputten, individuele installaties voor de behandeling van afvalwater (IBA's), maar er zitten op niveau 1 ook maatregelen tegen erosie. Niveau 2 omvat het opmaken van een water(beleids)plan, volgens de principes van het integraal waterbeheer.

De cluster vaste stoffen vraagt op niveau 1 dat de gemeenten een voorbeeldfunctie uitwerken inzake het gebruik van milieuvriendelijke materialen op kantoor, bij openbare werken,. Ook moet het gebruik van pesticiden stelselmatig afgebouwd worden. Niveau 2 vraagt extra inspanningen op vlak van afvalpreventie en thuiscompostering. Ook werkt de gemeente aan een huisvuiltarief volgens het principe 'de vervuiler betaalt'.

Acties in het kader van de uitvoering van het gemeentelijk natuurontwikkelingsplan zit bij natuurlijke entiteiten op niveau 1. Nieuw is dat natuurlijke entiteiten niet alleen natuur omvat, maar ook bos, groen en landschappen.

In de cluster hinder worden gemeenten aangespoord om klachten van haar inwoners inzake hinderlijke activiteiten op te volgen, zoals lawaaioverlast en verbranden van afval in open lucht. Ook krijgen gemeenten de gelegenheid om in het kader van het bodemsaneringsdecreet versneld en met de nodige financile ondersteuning over te gaan tot het saneren van kleine blackpoints in de gemeente.

Het doorvoeren van een eerste aanzet van milieutoets op het mobiliteitsbeleid zit in niveau 1 van de cluster mobiliteit. Op niveau 2 wordt deze milieutoets verder uitgewerkt en vertaald naar het gemeentelijk mobiliteitsbeleid. Ook krijgen gemeenten en provincies subsidies voor acties en sensibilisatie rond milieuvriendelijke verkeersacties, zoals verbetering van het eigen wagenpark.

Via de cluster energie wordt in de gemeente een energiecordinator aangeduid die mee instaat  voor de uitbouw van een energiezorgsysteem en een energieboekhouding van gemeentelijke infrastructuur. Gemeenten nemen daardoor de zware energieslokoppen zoals zwembaden en scholen even onder de loupe.

Doelgroepenbeleid omvat op niveau 1 de opstart van een intern milieuzorgsysteem. Niveau 2 legt de opmaak op van een communicatieplan voor drie te kiezen doelgroepen, zoals bijvoorbeeld de bouwsector, de landbouw of de scholen.

Vereenvoudiging en ondersteuning vanuit gewest-provincie

Door deze samenwerkingsovereenkomst wordt de papierstroom tussen gemeenten, steden en provincies enerzijds en het gewest anderzijds vereenvoudigd. Alle informatie zal via het milieujaarprogramma verlopen. Het wordt voor gemeenten en provincies dan ook belangrijk om een stevig onderbouwd milieujaarprogramma op te maken.

Binnen het Vlaams gewest wordt een aanspreekpunt 'gemeenten en provincies' uitgebouwd om de lokale besturen beter te ondersteunen en te begeleiden. Daarvoor worden 10 extra mensen aangeworven. Dit moet de opvolging van de uitvoering van de overeenkomst beter stroomlijnen. Vlaanderen wil op deze manier handvaten aanbieden waarmee de gemeenten, steden en provincies samen hun beleid vorm kunnen geven.

De samenwerkingsovereenkomst met de provincies is qua opbouw gelijklopend met deze van de gemeenten. Belangrijk verschil is de ondersteunende taak die de provincies krijgen richting gemeenten. Zij worden mede verantwoordelijk gesteld voor deze begeleidingopdracht, door de uitbouw van een provinciaal aanspreekpunt.

Tot slot wordt tegemoetgekomen aan een jarenlange vraag van de gemeenten tot oprichting van een
Arbitragecommissie.  Daarin zetelen de vertegenwoordigers van de minister en de gemeenten, resp. de provincies. Deze commissie heeft als voornaamste taak de werking van de overeenkomst in de praktijk te garanderen en het oplossen van mogelijke problemen, interpretaties e.d.

Het jaarlijkse budget voor uitvoering van deze nieuwe samenwerkingsovereenkomst wordt verdubbeld van 650 miljoen fr. naar 1,3 miljard fr. (waarvan 300 miljoen fr. voor saneringsprojecten). Minister Dua meent met deze nieuwe samenwerkingsovereenkomst een substantile bijdrage geleverd te hebben aann de realisatie van een duurzaam beleid op lokaal vlak.

persinfo: Ann Bats, woordvoerder van minister Dua
tel.: (02) 553 27 81
e-mail: persdienst.dua@vlaanderen.be