24/06/2010

Milieugezondheid in Vlaanderen voor het eerst gedocumenteerd met ‘referentiewaarden’

Terug naar artikeloverzicht

De biomonitoring door de Vlaamse overheid, die de blootstelling van burgers aan vervuilende stoffen en de gezondheidseffecten ervan meet, heeft voor het eerst referentiewaarden opgeleverd die representatief zijn voor de hele Vlaamse bevolking. De waarden kunnen later vergeleken worden in de tijd, met andere landen en met de uitslagen in afgebakende gebieden en voor risicogroepen in Vlaanderen. De biomonitoring is een uitvoering van het Vlaams decreet van 2003 voor het preventieve gezondheidsbeleid (het preventiedecreet). Het stut ook het beleid voor de gezondmaking van het leefmilieu. In opdracht van de Vlaamse overheid organiseert het Vlaamse Steunpunt Milieu en Gezondheid al langer meetcampagnes naar de blootstelling van inwoners aan vervuilende stoffen en de gezondheidseffecten daarvan. In een vorige campagne (2001-2006) werd gemeten in diverse gebieden met een uiteenlopende milieubelasting.

De aanwezigheid van ‘historische’ vervuilende stoffen in de mens daalt
In 5 Vlaamse provincies werden 250 moeders toen ze kwamen bevallen in de kraamkliniek gevraagd om deel te nemen aan de biomonitoring. Jongeren (200) van het derde middelbaar (14-15 jaar) werden via de scholen gecontacteerd. Volwassen (20-40 jaar) (200) werden gerekruteerd onder de werknemers van de verschillende provincies. In vergelijking met de waarden die 5 jaar geleden werden gemeten, daalden de bloedconcentraties van PCBs, DDE (een metaboliet van het pesticide DDT) en van het pesticide hexachlorobenzeen (dit zijn "klassieke" gechloreerde koolwaterstoffen). Ook de bloed- of urine concentraties van de zware metalen lood en cadmium daalden. Deze voor de gezondheid zeer belangrijke dalingen zijn wellicht het gevolg van beleidsmaatregelen. Andere metalen (mangaan, koper, thallium, arseen, toxisch relevant arseen, kwik en methylkwik), die voor het eerst op grote schaal gemeten werden, bleken lichaamsconcentraties te vertonen gelijkaardig aan deze in andere landen. In welke mate de concentraties schadelijk zijn voor de gezondheid is nog niet duidelijk.

‘Nieuwe’ stoffen voor het eerst op grote schaal inwendig gemeten
Behalve ‘klassieke’ polluenten werden voor het eerst bij dezelfde groepen van inwoners recent in gebruik genomen stoffen gemeten. Alle of een meerderheid van proefpersonen bleek in urine of bloed meetbare concentraties te hebben van verschillende stoffen: bisfenol A (een plastic derivaat), perfluorderivaten (gebruikt voor vetafstotende oppervlaktebehandeling), BDE153 (een gebromeerde vlamvertrager), het pesticide para-dichlorobenzeen (gebruikt in mottenballen, luchtverfrissers, toiletblokjes), organofosfaat pesticiden, triclosan (een bewaarmiddel, onder meer in verzorgingsproducten), metabolieten van parabenen (bewaarmiddelen in producten voor persoonlijke hygiëne), de musks galaxolide en tonalide (geurstoffen) en ftalaten (plastic weekmakers). In mengstalen van groepen jongeren of volwassenen werden ook het herbicide 2,4-dichlorofenoxy-azijnzuur en metabolieten van carbamaatpesticiden, pyrethroide pesticiden, fungiciden en ultraviolet-filters aangetroffen. In welke mate de gevonden concentraties schadelijk zijn voor de gezondheid is nog niet geweten. Het gaat hier om de meetbaarheid op grote schaal van stoffen die mogelijks een risico inhouden.

Andere bevindingen:
Milieu- of levensstijl factoren zoals roken, passief roken, consumptie van vis, van lokaal gekweekte eieren en ook gegrilde voeding op de barbecue bleken de lichaamsconcentraties van een aantal vervuilende stoffen te beïnvloeden. Opvallend is ook dat een hoger gebruik van verzorgingsproducten samengaat met verhoogde gehaltes van triclosan, parabenen en musks in het lichaam. De federale overheid is bevoegd voor het op de markt brengen van chemische stoffen en producten. Deze resultaten zullen daarom bezorgd worden aan de bevoegde federale diensten zodat die haar productbeleid kan verfijnen. .
Voor gezondheidseffecten toont de campagne aan dat astma nog altijd een belangrijk probleem is dat veeleer toeneemt dan afneemt. Een rapport over mogelijke verbanden tussen de gemeten inwendige concentraties zoals hoger beschreven en gezondheidseffecten volgt later.
Ook de perceptie bij de deelnemers aan de biomonitoringstudie van milieu- en gezondheidsproblemen in de woonomgeving werd nagegaan. Verkeer en uitlaatgassen bleken in de ogen van de deelnemers het belangrijkste probleem te zijn. Wetenschappers en huisartsen worden als de meest betrouwbare informatiekanalen over milieuproblemen beschouwd, maar lokale en centrale overheden blijven de meest wenselijke informatiekanalen (en voor jongeren de media, gevolgd door wetenschappers).

Beleidsantwoord
De komende maanden verwerken en interpreteren we de resultaten. . De mogelijke verbanden tussen de gemeten inwendige concentraties en gezondheidseffecten worden bestudeerd. Een tweede cyclus van het fasenplan start: de gestructureerde beleidsvertaling van humane biomonitoringresultaten. De betrokken Vlaamse milieu- en gezondheidsadministraties coördineren de beoordeling van de resultaten door externe wetenschappelijke, beleidsexperten en door een maatschappelijke jury. De beoordeling gaat over de gezondheidskundige ernst en moet leiden tot beleidsmaatregelen. Deze aanpak werd ook toegepast op de resultaten van de eerste cyclus van het humaan biomonitoringprogramma. Dat leverde twee concrete actieplannen op voor ‘gechloreerde verbindingen in de landelijke gebieden’ en ‘astma in stedelijke agglomeraties’, voorgesteld door Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur Joke Schauvliege en Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Jo Vandeurzen.

Vlaanderen heeft voortrekkersrol
Humane biomonitoring kent de laatste jaren ook internationaal een belangrijke opgang in het milieu- en gezondheidsonderzoek. Toch neemt maar een beperkt aantal lidstaten humane biomonitoring op in haar milieu- en gezondheidsbeleid. Vlaanderen is één van de enige regio’s in Europa waar het meten van vervuilende stoffen in de mens bij wet geregeld wordt. Vlaanderen heeft dus een voortrekkersrol. De open en transparante communicatie van de resultaten en de consequente en gefaseerde verwerking ervan in het beleid maken de Vlaamse aanpak uniek voor Europa. Zo werd onze aanpak door de conferentie van de Wereldgezondheidsorganisatie in Madrid vermeld als ‘best practice’. Tijdens het Belgisch Voorzitterschap van de Europese Unie dit jaar zal deze aanpak aan bod komen op een internationale conferentie op 27 en 28 oktober in Brussel.
Vlaanderen is één van de weinige landen in Europa met kwaliteitsnormen voor het binnenmilieu. Die gelden zowel voor woningen als voor publiek toegankelijke gebouwen zoals scholen en zijn deel van het besluit van de Vlaamse Regering van 2004 over maatregelen voor de bestrijding van de gezondheidsrisico’s door verontreiniging van het binnenmilieu.

Good Practice Award
Al sinds 2004 versterkt het gezondheidsbeleid in Vlaanderen milieugezondheid op lokaal niveau. 14 medisch milieukundigen bij de LOGO’s sensibiliseren en informeren van nabij burgers en lokale organisaties. Enkele voorbeelden zijn het project in West-Vlaanderen tegen passief roken gericht op zwangere vrouwen en huishoudens met kleine kinderen. Het crècheproject gaat over het gebruik van schadelijke stoffen uit luchtverfrissers, ontsmettingsmiddelen of pesticiden in de omgeving van kleine kinderen. De campagne “Lekker Fris” spoort lagere scholen aan om klas- en andere lokalen voldoende te ventileren. Dit laatste project heeft tijdens de Ministeriële Conferentie over Milieu en Gezondheid in Parma (Italië) de “CEHAPE Good Practice Award, voor de categorie binnen/buitenmilieu” ontvangen.
Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie is lood in drinkwater in ontwikkelde landen het belangrijkste aandachtspunt. In Vlaanderen voldoet ongeveer 96% van de genomen stalen aan de nieuwe norm van 10 µg/l die in eind 2013 van kracht wordt. Toch wil de Vlaamse overheid dit percentage nog verbeteren met een loodactieplan en een informatiebrochure.

Het Steunpunt Milieu en Gezondheid wordt geleid door:
Prof. Dr.W. Baeyens (VUB, coördinator van het steunpunt); Prof. Dr. Ilse Loots (U. Antwerpen); Prof. Dr. T. Nawrot (U. Hasselt); Dr. V. Nelen (PIH); Prof. Dr. G. Schoeters (VITO, coördinator van de biomonitoring); Prof. Dr. N. van Larebeke (U. Gent, woordvoerder van het steunpunt).

Voor specifieke inlichtingen verwijzen we naar de website www.milieu-en-gezondheid.be, waar u uitgebreide informatie vindt over deze resultaten.
Met betrekking tot het faseplan kan u meer informatie vinden op http://www.lne.be/themas/milieu-en-gezondheid/acties/faseplan
Meer informatie over invloed van milieu op gezondheid vindt u op http://www.zorg-en-gezondheid.be/gezondmilieu.aspx en http://www.mmk.be

Bron :
Kabinet Jo Vandeurzen Vlaams minister van Welzijn,Volksgezondheid en Gezin
Kabinet Joke Schauvliege Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur