26/01/2007

LOKAAL ENERGIEBELEID: ondersteuning minister Peeters

Terug naar artikeloverzicht

1.  Cluster energie van de Samenwerkingsovereenkomst 'Milieu als opstap naar duurzame ontwikkeling

De cluster energie van de samenwerkingsovereenkomst "Milieu, als opstap naar duurzame ontwikkeling" kent een groeiend succes. In 2006 tekenden 50 gemeenten meer in op de cluster energie dan bij de start in 2002. In totaal bepalen nu 220 Vlaamse gemeenten (71,4%) jaarlijks hun strategie voor een duurzaam gemeentelijk energiebeleid.

145 van deze gemeenten ambiren de doelstellingen van niveau 1. Ze implementeren een energieboekhoud- en zorgsysteem in de gemeentelijke gebouwen (minimaal 1 gebouw per aangesneden schijf van 8000 inwoners), voeren REG-campagnes naar de burgers en het eigen personeel en stellen een energiecordinator aan die de opvolging van de plannen verzekert.

Maar liefst 75 gemeenten ondertekenden niveau 2. Deze gemeenten breiden het energiezorgsysteem uit naar enkele bijkomende gemeentelijke gebouwen, met een minimum van 1 gebouw per aangesneden schijf van 6000 inwoners. Naast de andere verplichtingen van niveau 1, besteden zij aandacht aan een brongerichte aanpak. Bouw- of verbouwprojecten binnen de gemeenten worden gescreend op de toepassing van energiezuinige technieken. Vaak gebeurt dit aan de hand van een checklist met normen voor onder andere orintatie, isolatie en verwarming. Maar ook de toepassing van hernieuwbare energie wordt een onderdeel van het gemeentelijk energiebeleid.  De gemeenten stimuleren de toepassing ervan naar de verschillende doelgroepen en geven zelf het goede voorbeeld.

Ook de ambitie bij de provincies steeg. De 5 provincies zijn allemaal toegetreden tot niveau 2 en voeren nu een uitgebreide energieboekhouding (minimaal 15 gebouwen) en een beleid met aandacht voor hernieuwbare energie en energiezuinig (ver)bouwen.

Voor de cluster energie zijn volgende budgetten aan gemeenten en provincies voorzien door minister Peeters:

  • 2005 : 1.047.365 euro
  • 2006 : 1.092.390 euro
  • 2007 : 1.137.417 euro

Meer informatie over de Samenwerkingsovereenkomst is terug te vinden op de website www.samenwerkingsovereenkomst.be.


2.  20% subsidie voor de plaatsing van zonneboilers door lokale besturen

Op 26 september 2006 heeft minister Peeters een nieuwe subsidieregeling in werking laten treden voor de plaatsing van zonneboilersystemen door lokale besturen (provincies, de gemeenten, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de besturen van de erkende erediensten en de intercommunales die niet aan de vennootschapsbelasting zijn onderworpen).

De nieuwe subsidieregeling aan de lokale besturen voorziet in een financile tegemoetkoming van maximaal 20% voor aankoop en plaatsing van thermische zonne-energiesystemen (zonneboilers). Gemiddeld kost een dergelijk toestel, plaatsing inbegrepen, zo'n 5.000 euro.

Deze subsidie komt bovenop de premie vanwege de netbeheerders en de eventuele premie van de provincie.

Op deze wijze wenst minister Peeters een extra stimulans te geven aan deze instanties om, waar mogelijk, gebruik te maken van thermische zonne-energie. De ondersteuning past in de lopende communicatiestrategie om potentile gebruikers te informeren over de voordelen van het gebruik van kleinschalige hernieuwbare energietoepassingen. Lokale besturen kunnen via hun voorbeeldfunctie immers een sleutelrol spelen in de bekendmaking en de sensibilisatie rond de mogelijkheden van hernieuwbare energiebronnen.

De lokale besturen zijn goed geplaatst om deze sterk groeiende markt verder uit te dragen bij het grote publiek. Zij beschikken over gebouwen die geschikt zijn voor de plaatsing van zonneboilers, (bvb. zwembaden, sporthallen, verzorgingsinstellingen, sociale woonprojecten) en die de technologie bekend kunnen maken bij het grote publiek.

Aanvragen voor de nieuwe subsidieregeling kunnen ingediend worden bij het Vlaams Energieagentschap (VEA), dat onder de bevoegdheid van minister Peeters valt. Er wordt met een call-systeem gewerkt. De eerste oproepingsronde wordt op 30 juni 2007 afgesloten. In de begroting 2007 heeft minister Peeters voor deze call een budget van 200.000 euro gereserveerd.

Voor elektriciteitsopwekking met zonne-energie (fotovoltasch) krijgen lokale besturen, zoals gezinnen en bedrijven, sinds 1 januari 2006 certificaten ter waarde van 450 euro per MWh gedurende 20 jaar.

3. REG-maatregelen van de netbeheerders naar de doelgroep lokale besturen

3.1 Huidige besluit

In het huidige besluit van de Vlaamse Regering inzake de openbaredienstverplichtingen ter bevordering van het rationeel energiegebruik worden een aantal verplichtingen opgelegd aan de distributienetbeheerders van elektriciteit, waarvan de resultaatsverplichtingen de belangrijkste zijn.

De resultaatsverplichting houdt in dat de netbeheerders jaarlijks een primaire energiebesparing moeten realiseren bij hun eindafnemers ten opzichte van een "business as usual " scenario. Deze doelstelling wordt opgesplitst voor laagspanning en hoogspanning.  Hoe zij denken deze doelstelling te halen, dienen zij toe te lichten in een jaarlijks REG-actieplan. Concreet geven de netbeheerders premies voor het (laten) uitvoeren van verschillende energiebesparende maatregelen, opgesplitst per doelgroep. Lokale besturen kunnen altijd aanspraak maken op de premies die gelden voor bedrijven, al dan niet met een afwijkend (hoger) premiebedrag.

Daarnaast moeten de netbeheerders een aantal actieverplichtingen nakomen. Zo moeten zij ondermeer een bijzondere inspanning leveren om lokale besturen te bereiken. Op verzoek van een lokaal bestuur moet de netbeheerder het lokaal bestuur bijstaan in de planning en implementatie van het energiebeleid.  De ondersteuning kan gericht zijn op de voortgangscontrole van de energieboekhouding die het lokaal bestuur bijhoudt, de ondersteuning van de uitvoering van energieaudits, de begeleiding van energiezorgsystemen, het aanbieden van formules van derdepartijfinanciering en de uitbouw van energieloketten. 

Een overzicht van de premies waarvoor elke gemeente in aanmerking komt, is te vinden op de website www.energiesparen.be, onder de rubriek subsidies en vervolgens de doelgroep overheden. 

In 2005 werd door de netbeheerders bijna 900.000 euro besteed aan premies voor lokale besturen (op een totaal budget voor premies van 15,3 miljoen euro). De rest van de premies ging naar gezinnen (9,2 miljoen euro, inclusief energiebonactie) en bedrijven (5,2 euro).

3.2 Nieuw ontwerpbesluit

In het nieuwe besluit, dat op 1 december 2006 principieel is goedgekeurd, werd op voorstel van minister Peeters een aantal wijzigingen aangebracht, die zullen ingaan vanaf de actieplannen 2008. 

Zo zal de jaarlijkse resultaatsverplichting van de netbeheerders niet langer opgesplitst worden in een laagspannings- en een hoogspanningsdoelstelling maar in een doelstelling voor huishoudelijke eindafnemers en een voor niet-huishoudelijke eindafnemers. De hoogte van de doelstellingen werd bovendien opgetrokken tot 2% voor huishoudelijke eindafnemers en 1,5% voor niet-huishoudelijke eindafnemers (waaronder de lokale besturen). In vergelijking met 2003 gaat het voor de huishoudens om een verdubbeling van de doelstelling.

Naar verwachting zal dit resulteren in een aanzienlijke verhoging van het aantal premies en/of het bedrag van de premies. 

De actieverplichting naar lokale besturen toe werd verduidelijkt in artikel 10, hieronder weergegeven.

Art.10. Vanaf 2008 biedt elke netbeheerder op verzoek van een lokaal bestuur ondersteuning bij de planning en implementatie van het lokale energiebeleid. De netbeheerder werkt hiertoe zelfstandig een aanbod uit voor de lokale besturen. Die openbaredienstverplichting bestaat uit:

  1. de voortgangscontrole van de energieboekhouding die het lokale bestuur bijhoudt, waaronder wordt verstaan:

    a)   het maandelijks terugkoppelen van abnormaal verbruik;
    b)   het jaarlijks uitreiken van een rapport met aanbevelingen en
          vergelijkingen met vergelijkbare gebouwen;
    c)   het voorzien in de nodige opleiding voor de gebruikers;
    d)   het voorzien in het jaarlijkse onderhoud van de 
          energieboekhoudingssoftware;
    e)   de ondersteuning van de gebruikers via een hulplijn;

  2. de ondersteuning van de uitvoering van energieaudits, waaronder wordt verstaan:

    a)   een financile ondersteuning;
    b)   een ondersteuning bij het opstellen van lastenboeken;
    c)   een ondersteuning bij de interpretatie van auditresultaten;

  3. de begeleiding van de energiezorgsystemen van het lokale bestuur, waaronder wordt verstaan;

    a)   de voortgangscontrole van de energieboekhouding, vermeld in
          1;
    b)   de ondersteuning van de uitvoering van energieaudits, vermeld
          in 2;
    c)   financile en organisatorische ondersteuning bij de uitvoering
         van de energiebesparende investeringen die uit het
         energiezorgsysteem voortkomen;

  4. het aanbieden van formules van derdepartijfinanciering of andere financieringsmechanismen voor de uitvoering van energiebesparende investeringen.

    Enkel de primaire energiebesparingen die voortvloeien uit het eerste lid,4 tellen mee voor het halen van de resultaatsverplichtingen, zoals vermeld in hoofdstuk II.

Er wordt een bijkomende actieverplichting voorzien in verband met de uitvoering van energiescans. Het gaat om meer dan 51.000 doorlichtingen van woningen vanuit energetisch oogpunt voor een bedrag van 200 euro per scan of meer dan 10,2 miljoen euro, over drie jaar gespreid.

Onder het begrip energiescan wordt verstaan: een doorlichting die, op basis van een bezoek ter plaatse, een eerste beeld geeft van de energiesituatie en het energiebesparingspotentieel op het vlak van gebouwschil, verwarming, verlichting, elektrische apparaten en gedrag en waarbij tijdens het bezoek op die plaatsen waar het zinvol wordt geacht, spaarlampen, een spaardouchekop, radiatorfolie en buisisolatie worden geplaatst. De audit verloopt systematisch aan de hand van een auditformulier, dat toelaat alle essentile aspecten van de woning te onderzoeken, met de focus op kleinschalige en kant-en-klare ingrepen.

  1. Algemeen: Hier wordt het type woning bekeken en de verbruiksgegevens op basis van de laatste jaarafrekening. Ook de wijze van compartimenteren wordt onderzocht.
  2. Buitenwanden: De buitenwanden zijn cruciaal voor de isolatie van de woonst. Er zal aandacht gaan naar ongesoleerde vlakken van de buitenschil (vb enkele ramen, ongesoleerde daken). Ook gaat de auditeur eventuele problemen met vocht in kelders of opstijgend vocht na. Dit onderzoek gebeurt snel aangezien het zwaartepunt ligt op kant-en-klare tips.
  3. Installaties: In dit deel gaat de auditeur de verschillende installaties na die zich in de woning bevinden:
    1. de wijze van verwarmen, type ketel/kachel, temperatuurinstelling en gedrag, distributie, en dergelijke meer;
    2. hoe wordt het sanitair warm water verwarmd, distributie, verbruik warm water en dergelijke meer;
    3. verbruik koud water, distributie, toilet, regenwater, en dergelijke meer;
    4. de manier van ventileren;
  4. Elektriciteit: De auditeur onderzoekt de wijze van verlichten (soort lampen, plaatsing en armaturen). Voorts wordt het sluimerverbruik nagegaan (stand-by, transformatoren) en de zuinigheid van de elektrische toestellen.

Tijdens de rondgang geeft de adviseur fiches af aan de bewoners met kant-en-klare tips.

De adviseur plaatst ook materialen om energie- en waterbesparing te bewerkstelligen (spaardouchekop, buisisolatie, tochtborstels, tochtstrips, spaarlampen, radiatorfolie, doucheslang, waterspaarsproeier, stopcontact met schakelaar). Hij of zij geeft tevens een aantal kortingbonnen af voor aankopen in een doe-het-zelf zaak.

Artikel 3. §4. De netbeheerder laat in de periode 2007-2009 een aantal energiescans uitvoeren bij specifieke doelgroepen van huishoudelijke eindafnemers. Het totaal aantal energiescans dat elke netbeheerder moet laten uitvoeren is gelijk aan 2 per 100 huishoudelijke toegangspunten op het elektriciteitsdistributienet per 1 oktober 2006, zoveel mogelijk gelijk gespreid over de betreffende jaren. 

Elke gemeente bepaalt de specifieke doelgroepen waaraan de energiescans in zijn gemeente worden aangeboden. Deze doelgroepen mogen niet samenvallen met de geselecteerde doelgroepen in het kader van de actie klimaatwijken.

Elke gemeente bepaalt door wie de energiescans worden uitgevoerd. De energiescans kunnen worden uitgevoerd door gemeentepersoneel, door personeel van de netbeheerder of door derden. De netbeheerder staat ondermeer in voor de aankoop van het materiaal voor de uitvoering van de maatregelen vermeld in artikel 1, 25, voor de opleiding van de personen die de energiescans uitvoeren, voor de verdere ondersteuning van deze personen en voor het ter beschikking stellen van de software die gebruikt moet worden bij het uitvoeren van de energiescans.

Afspraken m.b.t. de specifieke doelgroepen waaraan energiescans worden aangeboden en de personen door wie de energiescans worden uitgevoerd, worden vastgelegd in een convenant tussen de gemeente en de netbeheerder.

Het aantal uit te voeren energiescans wordt jaarlijks per netbeheerder verdeeld over de gemeenten die aangesloten zijn op zijn net en die een convenant hebben afgesloten, op basis van het aantal huishoudelijke toegangspunten per gemeente per 1 oktober 2006. Niet uitgevoerde energiescans worden na elk jaar herverdeeld over alle gemeenten die een convenant hebben afgesloten of alsnog een convenant afsluiten, op basis van het aantal huishoudelijke toegangspunten per gemeente per 1 oktober 2006.

Het Vlaams Energieagentschap legt na overleg met de netbeheerders de minimumvereisten waaraan een energiescan moet voldoen, vast.

De netbeheerder dient uiterlijk op 1 maart 2007 bij het Vlaams Energieagentschap een ontwerp-projectvoorstel in waarin de concrete aanpak van deze actieverplichting wordt omschreven, evenals een gemotiveerd voorstel voor de verdeling van het totaal aantal energiescans over de betreffende jaren.  Het Vlaams Energieagentschap deelt binnen dertig kalenderdagen na de ontvangst van het ontwerp-projectvoorstel een gemotiveerde beslissing over de beoordeling van het ontwerp-projectvoorstel, aan de netbeheerder mee. Indien het Vlaams Energieagentschap binnen die termijn geen beslissing meedeelt, is het ontwerp-projectvoorstel goedgekeurd.

Over de uitvoering van deze actieverplichting wordt door de netbeheerder jaarlijks voor 1 mei gerapporteerd aan het Vlaams Energieagentschap. 

4.  Financile steun voor demonstratieprojecten met energietechnologien

Ook via de Demonstratieprojecten energietechnologien kunnen lokale overheden die gebruik maken van innoverende processen of -technieken, die nog onvoldoende op de Vlaamse markt zijn doorgedrongen, financile steun krijgen van minister Peeters.

De selectiecriteria zijn onder meer de mate van energiebesparing, het innovatieve karakter, de vermindering van de CO2-emissies, de economische rendabiliteit en de reproduceerbaarheid van het project.

De bekendmaking van de gesteunde projecten en de sensibilisatie van de gebruikte technieken naar andere gebruikers toe, vormen een essentieel onderdeel van deze steunmaatregel. Ieder project wordt begeleid en opgevolgd door een stuurgroep. Bovendien wordt ook in een bewakingsfase van n jaar voorzien waarin de belangrijkste energie- en milieuparameters worden gemeten. Op basis van deze metingen wordt zowel een economisch als een technisch-wetenschappelijk eindrapport opgesteld. Deze rapporten en de evaluaties van de stuurgroep maken het mogelijk de resultaten van het demonstratieproject op een objectieve manier te verspreiden.

De aanvraagformulieren en ook de informatiebrochures en de evaluatierapporten van de individuele projecten kunnen worden verkregen bij het Vlaams Energieagentschap.

Sinds 2006 laat minister Peeters de demonstratiesteun volledig richten op hernieuwbare energietechnologien.

In 2006 werd zo 250.000 euro demonstratiesteun gegeven aan MIROM Roeselare voor de bouw van een ORC-installatie aan de afvalverbrandingsinstallatie te Roeselare. MIROM Roeselare is een intergemeentelijke vereniging die het afval beheert en verwerkt voor 12 gemeenten (Hooglede, Houthulst, Koekelare, Kortemark, Langemarkt-Poelkapelle, Lichtervelde, Moorslede, Roeselare, Staden, Torhout, Wingene en Zonnebeke). MIROM Roeselare werkt samen met MIROM Menen, een intercommunale van de gemeenten Menen, Wevelgem en Wervik. De samenwerking is gebaseerd op een taakherverdeling zodat dubbelwerk vermeden wordt. MIROM Roeselare staat in voor de restafvalverwerking, voor de tuinafvalophaling, de cordinatie van sensibliserende projecten en de verdeling van de afvalzakken. MIROM Menen staat in voor de optimalisatie van de containerparken en voor glasbolinzameling. De ORC-installatie van 3 MWe werkt met een "Organische Rankine Cyclus" waarmee laagwaardige warmte kan omgezet worden in elektriciteit. Dit in tegenstelling tot een klassieke stoomturbine die werkt met oververhitte stoom waarvoor hoge temperaturen nodig zijn. In de verbrandingsoven van MIROM wordt er al energie gerecupereerd door een stadsverwarmingsnet waarmee 22 grote gebouwen worden verwarmd.  In de winter wordt bijna 100% van de capaciteit gebruikt, maar in de zomer is er een overschot door de lage warmtevraag. Deze warmte kan nu worden omgezet in elektriciteit, goed om het verbruik van 4.000 gezinnen te dekken.

5.  Energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen.

De gebruiker van een publiek gebouw dat vaak door de bevolking wordt bezocht met een bruikbare vloeroppervlakte van minstens 1000 m dient uiterlijk op 1 oktober 2008, voor elk afzonderlijk publiek gebouw gelegen in het Vlaamse Gewest, over een energieprestatiecertificaat te beschikken.

De verplichting rust dus op de gebruiker en niet op de eigenaar.

De gebruiker is de publieke organisatie die in het gebouw gevestigd is.

Indien een gemeentelijke overheid een administratief gebouw bezet dat het in eigendom heeft, dient het dus te zorgen voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat.

Indien een gemeentelijke overheid een gebouw verhuurt aan een priv-organisatie of priv-persoon die geen overheiddiensten levert, dient het gebouw niet over een energieprestatiecertificaat te beschikken. Indien het gebouw wordt verhuurd aan een organisatie die wel overheidsdiensten levert (bv. een vzw die de gemeentelijke sportinfrastructuur beheert), dient deze vzw een energieprestatiecertificaat te laten opmaken.

Publieke gebouwen die na 1 oktober 2008 door een publieke organisatie in gebruik worden genomen, beschikken uiterlijk vijftien maanden na de ingebruikname over een energieprestatiecertificaat.

Het energieprestatiecertificaat voor gebouwen voor publieke dienstverlening zal worden opgemaakt op basis van een gemeten of werkelijk globaal energieverbruik.

Het opvolgen van het gemeten energieverbruik is ook een eerste stap naar een bewust energiebeheer en is nodig voor de uitbouw van een energiezorgsysteem. Een inzicht in het energieverbruik is immers de basis voor een adequaat energiezorgsysteem. Op basis van dit inzicht kan het energieverbruik worden beheerd en kan worden gevalueerd waar, hoeveel en op welke manier verbruiken kunnen worden verminderd. Door het vergelijken van de verbruiksgegevens kunnen plotse wijzigingen in het verbruik worden opgemerkt waardoor accuraat kan worden ingegrepen.

6.  Ondersteunende communicatie-initiatieven naar lokale besturen toe

Op de website energiesparen.be van het Vlaams Energieagentschap is een premiezoekmodule beschikbaar waarbij men, door gewoon de postcode in te geven, een overzicht kan bekomen van alle financile ondersteuningsmaatregelen voor energiebesparende investeringen.

Vele gemeentelijke websites leggen een link met energiesparen.be (overzicht van alle premies, info over de energieprestatieregelgeving, publicaties)

De gemeenten kunnen brochures bestellen en verspreiden via hun infozuilen.

VEA stelt kant-en-klare artikelen over energiebesparing ter beschikking voor opname in de gemeentelijke infobladen. In 2005 was het artikel over de energieprestatieregelgeving (oktober 2005 Maand van de Energiebesparing) het artikel dat het vaakst werd overgenomen in gemeentelijke infobladen (241 inlassingen).

Voor de energieprestatieregelgeving is de gemeente het eerste aanspreekpunt. Ze kunnen brochures van het VEA verspreiden. Er werd door het VEA aan iedere gemeente een infofiche bezorgd die bij de stedenbouwkundige vergunning kan worden gevoegd.

7.  REG-premies van lokale besturen voor particulieren

Naast het gewestelijke beleidsniveau heeft ook het lokale gemeentelijke beleidsniveau een essentile rol in het domein van rationeel energiegebruik en de toepassing van hernieuwbare energie:

  • de gemeente heeft een belangrijke voorbeeldfunctie naar haar inwoners
    toe;
  • zij is het eerste aanspreekpunt voor de burger voor informatie over technieken en steunmaatregelen;
  • als mogelijke subsidieverlener voor REG-maatregelen

Er zijn 169 gemeentes die premies geven aan particulieren voor het uitvoeren van REG investeringen of milieuvriendelijke energieproductie. Voor de belangrijkste maatregelen wordt hieronder een overzicht gegeven van het aantal gemeentes dat een premie geeft.

159 gemeentes geven een premie voor het plaatsen van een zonneboiler.

129 gemeentes geven een premie voor het plaatsen van fotovoltasche zonnepanelen.

24 gemeentes geven een premie voor het plaatsen van een warmtepomp.

10 gemeentes geven een premie voor het plaatsen van dakisolatie (Antwerpen, Beveren, Bilzen, Boom, Halle, Laakdal, Mortsel, Rumst, Wommelgem, Zemst).

8 gemeentes geven een premie voor het plaatsen van superisolerende beglazing (Antwerpen, Beveren, Boom, Mortsel, Olen, Rumst, Tielt-Winge, Wommelgem).

5 gemeentes geven een premie voor het plaatsen van een warmtepompboiler.

4 gemeentes geven een premie voor condensatieketel (Beveren, Mortsel, Rumst, Wommelgem).

3 gemeentes geven een premie voor een hoogrendementsketel (Tielt-Winge,  Wommelgem, Gent).

1 gemeente geeft een premie voor het vervangen van een verwarmingsinstallatie door een lagetemperatuurketel of een condensatieketel (Boom).

Bron : Persbericht van het kabinet van minister Kris Peeters