10/12/2013

Lijst Zeer Zorgwekkende Stoffen beschikbaar

Back to article overview

Het RIVM heeft in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu een lijst met Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) opgesteld. De Nederlandse overheid pakt deze stoffen met voorrang aan om ze uit onze leefomgeving te weren, of in ieder geval sterk terug te dringen.

De lijst staat op de website Risico’s van Stoffen en is van belang voor professionals die met chemische stoffen te maken hebben. De lijst is niet vastomlijnd. Van sommige stoffen is nu nog te weinig bekend om te beoordelen of ze zeer zorgwekkend zijn. Er kunnen dus nieuwe stoffen aan de lijst worden toegevoegd wanneer blijkt dat ze aan de ZZS criteria voldoen. Ook op basis van de gevaarsindeling door bedrijven kan een stof als zeer zorgwekkend worden aangemerkt. In dat geval geldt de stof ook als zeer zorgwekkend, al staat de stof niet op de ZZS lijst.

Eigenschappen

De selectiecriteria voor zeer zorgwekkende stoffen zijn vastgelegd in de Europese REACH Verordening. Het gaat om stoffen met één of meer van de volgende eigenschappen:

  • kankerverwekkend
  • mutageen (veroorzaakt genetische verandering)
  • giftig voor de voortplanting 
  • persistent, bioaccumulerend en giftig
  • zeer persistent en zeer bioaccumulerend 
  • of van soortgelijke zorg, zoals hormoonverstorende eigenschappen

De aanduiding ZZS is van betekenis voor professionals van overheden en bedrijven. De lokale vergunningverleners stellen eisen om de lozingen naar bijvoorbeeld water of lucht van zeer zorgwekkende stoffen beter te reguleren.

Uitstoot moet verder omlaag

De afgelopen jaren zijn de emissies van zeer zorgwekkende stoffen al sterk afgenomen. In de nabije toekomst moet de uitstoot verder worden teruggebracht.  Ook internationale regelgeving draagt bij aan het terugdringen van het aantal zeer zorgwekkende stoffen en hun invloed op de Nederlandse leefomgeving. Dit kan onder meer door een internationaal verbod op het gebruik van zo’n stof.

Extra info : Lijst Zeer Zorgwekkende Stoffen

Bron : Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)