26/09/2006

Gentegreerde monitoring van vervuilende stoffen in de Westerschelde

Terug naar artikeloverzicht

Er is een groeiende bezorgdheid omtrent de mogelijkheid van sommige chemische stoffen om wijzigingen in het hormoonsysteem bij mens en dier te veroorzaken. Zowel natuurlijke als nog betrekkelijk ongekende milieuverontreinigende stoffen blijken de hormoonhuishouding van mens en dier zodanig te kunnen verstoren dat nadelige effecten op de ontwikkeling en voortplanting kunnen optreden. Hoewel de aanwezigheid van hormoonverstorende stoffen en, in mindere mate hun mogelijke effecten in rivieren en kanalen (ook in Vlaanderen) relatief goed gedocumenteerd is, weten we echter zeer weinig over het voorkomen en de effecten van hormoonverstorende (HV) stoffen in mariene systemen. Begin jaren 2000 werden, door het Laboratorium voor Milieutoxicologie, de eerste aanwijzingen van mogelijke effecten van endocrien verstorende stoffen en de aanwezigheid van deze verbindingen in het Schelde estuarium gepubliceerd. In 2002 werd met de financile steun van het Federaal Onderzoeksbeleid, het onderzoeksproject ENDIS-RISKS opgestart om deze problematiek in de Westerschelde in kaart te brengen. In dit onderzoek werd voor de eerste keer in Belgi een multidisciplinaire benadering aangewend om op een gentegreerde manier het voorkomen, de verspreiding, de effecten en de risico's voor het (marien) milieu van een groot aantal chemische stoffen (met een mogelijke HV werking) te evalueren. De geselecteerde chemische stoffen worden door internationale instanties zoals de EU en OSPAR Commissie als prioritair te onderzoeken milieucontaminanten bestempeld. Hierbij behoren natuurlijke hormonen (afkomstig van mens en dier), bepaalde pesticiden afkomstig van ondermeer de landbouw, weekmakers gebruikt in plastiek, stoffen aanwezig in aangroeiwerende verven die gebruikt worden op de rompen van schepen, chloor- en broomverbindingen welke aangewend worden in allerlei consumptieproducten, stoffen die vrijkomen bij verbranding (verwarming, verkeer, ...), e.a..

Dit onderzoek, dat momenteel afgerond wordt, toont aan dat de concentraties van bepaalde HV stoffen die worden waargenomen in het water, sediment en in de ongewervelde dieren voldoende hoog zijn om negatieve effecten te veroorzaken bij de dieren die in de Westerschelde leven. Zo zijn de geobserveerde concentraties van bepaalde natuurlijke hormonen, waarschijnlijk afkomstig van ongezuiverd huishoudelijk afvalwater, vergelijkbaar of 'slechts' 10 maal lager dan deze welke negatieve effecten veroorzaken bij vissen. Ook de risico's van andere stoffen voor het milieu kon duidelijk aangetoond worden: zo lagen concentraties van sommige stoffen tot 10 maal hoger dan deze die reeds effecten veroorzaakten in laboratoriumexperimenten met proefdieren. De uitgevoerde veldstudies lijken deze conclusies in verband met de hormoonverstorende werking van deze milieucontaminanten te bevestigen. In dit onderzoek is er naast de risico-evaluatie van individuele stoffen ook een evaluatie gemaakt van de mogelijke effecten van de 'mengsels' van stoffen zoals zij voorkomen in de Westerschelde. Met behulp van assays welke hormoonverstorende werking detecteren werd aangetoond dat heel wat waterstalen (vnl. deze genomen stroomopwaarts) hormoonverstorende activiteit vertoonden.

Wanneer de concentraties aan HV stoffen, aanwezig in de verschillende milieucompartimenten (water, sediment en in de dieren), vergeleken worden met de 'veilige concentraties' vooropgesteld door OSPAR, dan worden voor bepaalde stoffen overschrijdingen van 1 tot 40 maal (d.w.z. de gemeten concentratie x maal groter dan de veilige concentratie) vastgesteld wat weer op een milieurisico wijst. De ENDIS-RISKS resultaten tonen tevens aan dat voor verschillende stoffen, de milieukwaliteitsnormen voor prioritaire stoffen, zoals recent voorgesteld door de EU Kaderichtlijn Water, niet bereikt worden.

Dit multidisciplinair onderzoek toont voor de eerste keer aan dat verschillende types milieucontaminanten aanwezig in het Westerschelde estuarium- door hun hormoonverstorende of andere werking - een negatieve invloed hebben op het mariene leven. Ook toont het aan dat, tenminste voor een aantal prioritaire stoffen, internationale milieukwaliteitsnormen niet behaald worden.

De partners in het ENDIS-RISKS onderzoeksconsortium waren:
drie onderzoekgroepen van de UGent (1) het Laboratorium voor Milieutoxicologie en Aquatische Ecologie cordinator van het onderzoek - met expertise in het onderzoeksdomein van de ecotoxicologie en milieurisicoschatting, (2) de sectie Mariene Biologie, gespecialiseerd in biologisch en ecologisch onderzoek in mariene/estuariene ecosystemen, en (3) het Laboratorium voor Chemische Analyse met expertise, ervaring en technologie voor de identificatie, kwantificatie en opzuivering van hormoonverstorende chemicalin. (4) Het federaal onderzoeksinstituut Belgisch Mathematisch Model met expertise en erkende ervaring i.v.m. de analyse van micro-polluenten in mariene milieus, (5) het Vlaams Instituut voor de Zee met als opdracht het databeheer, de communicatie en disseminatie van de gegevens, en tenslotte het Rijksinstituut voor Kust en Zee welke vergelijkbaar onderzoek uitvoert in Nederland.

Bron: Persberichten Universiteit Gent