Om de afspraken in het klimaatakkoord van Parijs te kunnen halen moet Nederland in 2050 de uitstoot van broeikasgassen, zoals CO2, met 80-95% hebben teruggebracht. Een belangrijke taak is daarbij weggelegd voor de zware industrie, met 27% de sector met de grootste uitstoot van CO2 – op de elektriciteitsproducenten na. ECN ondersteunt beleidsmakers bij de overheid en ontwikkelt samen met de zware industrie nieuwe technologieën om die verduurzamingsopgave te kunnen verwezenlijken.
“80-95% is de Europese inzet geweest voor het klimaatakkoord van Parijs”, aldus Ton van Dril, onderzoeker en adviseur bij ECN. “Die eis voor de ontwikkelde landen is gesteld vanuit de klimaatwetenschap. Die stelt dat dit percentage ten minste het doel moet zijn om klimaatverandering te beperken.”
Lastig proces
De noodzaak van verduurzaming van de samenleving – en daarmee van de energietransitie – is inmiddels min of meer maatschappijbreed geaccepteerd. Het onderwerp verschijnt steeds vaker in de media en is ook steeds vaker voorpaginanieuws. Maar dat maakt het nog geen gemakkelijke opgave. Van Dril: “We hebben niet zo lang meer tot 2050. Dat jaartal nadert met rasse schreden.”
Verschillende manieren
Verduurzaming wordt op grofweg drie manieren verwezenlijkt. Door over te schakelen op alternatieve energiebronnen die geen CO2-uitstoot kennen, zoals wind- en zonne-energie, en energie uit waterkracht en uit biomassa. Daarin worden door de energieproducenten op dit moment al belangrijke slagen gemaakt. Verder door zuiniger om te gaan met de energie(bronnen): door zuinigere productieprocessen en door zuiniger gebruik te maken van producten. En tot slot door CO2 op te vangen en/of op te slaan, of te hergebruiken in nieuwe producten. Bij alle drie heeft de zware industrie een rol.