28/05/2010

De CREG becijfert de aanzienlijke winsten gegenereerd door kerncentrales en de steunmaatregelen voor hernieuwbare energie

Terug naar artikeloverzicht

Relatief lage productiekosten voor een aanzienlijke winstmarge

De CREG heeft een studie uitgevoerd om een schatting te maken van de productiekosten van elektriciteit uit de Belgische kerncentrales en om de winstmarge te evalueren die met deze productiewijze wordt gegenereerd. Deze studie kwam er nadat verschillende organisaties in maart 2009 een verzoek hadden ingediend bij de minister van Energie, die de CREG attendeerde op het onderwerp.

Volgens de CREG liggen de productiekosten van elektriciteit uit de Belgische kerncentrales tussen € 17/MWh en € 21/MWh. Onder die kosten vallen de kosten die verband houden met de splijtstofcyclus, de exploitatiekosten (personeel, administratie, verzekeringen, onderhoud enzovoort), afschrijvingen en ook de voorzieningen voor de ontmanteling van de installaties en het afvalbeheer. Deze schatting werd uitgevoerd voor het jaar 2007 en de resultaten ervan zijn vergelijkbaar met de resultaten van nationale en internationale studies die de CREG heeft geraadpleegd om haar schatting te kunnen valideren.

Uitgaande van deze productiekosten, de hoeveelheid elektriciteit die door de kerncentrales wordt geproduceerd (45,9 TWh in 2007) en de forward-marktprijs van elektriciteit (gemiddeld € 60/MWh voor 2007), schat de CREG dat de aldus gegenereerde winstmarge tussen € 1,75 en 1,95 miljard ligt.

Al deze resultaten zijn van dezelfde orde van grootte als die van eerder door de CREG uitgevoerde studies rond dit onderwerp.

Systeem van groenestroomcertificaten bijzonder voordelig, maar alleen voor bepaalde marktspelers

De CREG analyseerde ook de steunmaatregelen voor hernieuwbare energie in België, meer in het bijzonder het mechanisme van de groenestroomcertificaten.

Het systeem dat in Vlaanderen wordt toegepast biedt de producenten twee mogelijkheden om de groenestroomcertificaten die zij ontvangen voor elke geproduceerde MWh groene elektriciteit, van de hand te doen. Zij kunnen die ofwel op de markt verkopen voor de prijs van ongeveer € 107/MWh in 2009, ofwel teruggeven aan de distributienetbeheerder (DNB), die wettelijk verplicht is om ze terug te kopen voor een gegarandeerde prijs. Die terugkoopprijs schommelt tussen € 60/MWh (eenheden op biogas, stortgas, coverbranding en afvalverbranding) en € 350/MWh (fotovoltaïsche panelen) in 2010. In Wallonië en Brussel verkopen de producenten hun groenestroomcertificaten op de markt (gemiddeld € 88/MWh in Wallonië en € 86/MWh in Brussel in 2009).

Na vergelijking van die gegarandeerde prijzen en de kosten die eigen zijn aan elk productiewijze van groene elektriciteit, vindt de CREG het jaarlijkse rendement op investering dat wordt gegenereerd Persbericht nr. 87 2/2

door het systeem voor groenestroomcertificaten bijzonder hoog. In Vlaanderen bedraagt dat, met het systeem van gegarandeerde prijzen, momenteel 54% voor fotovoltaïsche panelen, 112% voor biomassa, 166% voor onshore-windmolens en meer dan 1000% voor coverbranding. Dat rendement is nog hoger voor die laatste drie productiewijzen aangezien de producenten hun groenestroomcertificaten op de markt verkopen voor een prijs die hoger is dan de door de DNB’s gegarandeerde prijs.

Volgens de CREG bedraagt de terugkoopprijs van de groenestroomcertificaten voor fotovoltaïsche panelen door de DNB’s momenteel ongeveer 11% van het distributietarief, goed voor iets meer dan € 23/jaar voor een Vlaams huishouden van 4 personen. Bij die kosten komt nog de bijdrage voor ‘hernieuwbare energie’ die de elektriciteitsleveranciers factureren. Deze bedraagt € 26/jaar, maar kan gevoelig hoger uitvallen afhankelijk van het feit of de leverancier al dan niet forfaitair de boete factureert die hij eventueel moet betalen (€ 125 per ontbrekend groenestroomcertificaat). Zo komen de totale kosten die aan een Vlaams huishouden worden gefactureerd voor groene elektriciteit uit op meer dan € 49/jaar, goed voor ongeveer 8% van de jaarlijkse factuur. Voor een Waals huishouden, bedraagt de kostprijs € 26/jaar en meer dan € 7/jaar voor een Brussels huishouden, respectievelijk goed voor ongeveer 5% en 2% van de jaarlijkse factuur.

De CREG is van mening dat het huidige systeem voor groenestroomcertificaten dat in België wordt toegepast voor verbetering vatbaar is, en wel om de volgende redenen:

  1. Door het systeem kunnen producenten aanzienlijke winsten maken wanneer de productiekosten van groene elektriciteit gevoelig lager zijn dan de prijs van de groenestroomcertificaten op de markt of, in Vlaanderen, de gegarandeerde terugkoopprijs van de DNB;

  2. Door het systeem kunnen sommige leveranciers zich onterechte winsten toe-eigenen wanneer zij aan hun klanten de boete voor ontbrekende groenestroomcertificaten forfaitair factureren in plaats van hun werkelijke kosten;

  3. Het huidige systeem voor groenestroomcertificaten genereert in Vlaanderen een aanzienlijke stijging van de distributietarieven door het succes van de plaatsing van fotovoltaïsche panelen;

  4. De markt voor groenestroomcertificaten zou beter kunnen werken in België, vooral omdat de groenestroomcertificaten momenteel niet uitwisselbaar zijn tussen alle gewesten van het land en op federaal niveau; dat leidt tot een geringe liquiditeit van de markt en tot prijzen die verre van representatief zijn.

De CREG is van oordeel dat de financiële steun aan hernieuwbare energie absoluut noodzakelijk is opdat België zijn doelstellingen kan halen op het vlak van de bevoorradingszekerheid voor elektriciteit en de beperking van de broeikasgassen. In deze context is het noodzakelijk, althans in een eerste fase, om doorgedreven steunmaatregelen in te voeren zodat nieuwe productiewijzen van groene elektriciteit kunnen worden ontwikkeld. Aangezien verschillende productiewijzen zich tot nu toe voordelig hebben kunnen ontwikkelen, vindt de CREG dat het tijd is om het huidige systeem van groenestroomcertificaten te herzien, zoals dat reeds gebeurt in verschillende andere Europese landen.

De CREG stelt voor om te kiezen voor een jaarlijks te evalueren steunsysteem. Hierbij moet een duidelijk signaal worden gegeven in het voordeel van de technologie die het efficiëntst is op economisch en milieuvriendelijk vlak. Er dient rekening te worden gehouden met de evolutie van die technologie, de elektriciteitsproductiecapaciteit en de lokalisatie daarvan. Een dergelijk systeem (‘feed-intarief’) is onder meer in Duitsland al met succes ingevoerd, waar hernieuwbare energie een hoge vlucht neemt, en ook in Nederland, waar de doelstellingen met betrekking tot hernieuwbare energie tegen 2020 zouden moeten zijn bereikt

Bron : CREG