17/10/2017

Beter EU-bos- en landbeheer moet bijdragen tot minder broeikasgasemissies en nakoming toezeggingen van Parijs

Back to article overview

De Raad Milieu bepaalde op 13 oktober zijn onderhandelingsstandpunt (algemene oriëntatie) over een verordening tot vaststelling van nieuwe boekhoudregels en bindende afspraken voor de lidstaten om ervoor te zorgen dat het gebruik van gronden en bossen in de EU in de periode 2021‑2030 duurzamer en klimaatvriendelijker wordt. Zo wordt de uitstoot van broeikasgassen teruggedrongen en het klimaat beter beschermd.

De sector landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (land use, land use change and forestry - LULUCF) omvat onder meer het gebruik van bodems, bomen, planten, biomassa en hout. Deze sector heeft als bijzonder kenmerk dat hij niet alleen broeikasgassen uitstoot, maar ook CO₂ uit de lucht absorbeert.

Deze verordening zal waarborgen dat alle uitstoot en absorptie door de LULUCF-sector wordt meegeteld voor de algehele EU-doelstelling om de uitstoot vóór 2030 met ten minste 40% terug te dringen, zoals overeengekomen in het klimaat- en energiekader 2030 en toegezegd in het kader van de Overeenkomst van Parijs.

De LULUCF-sector zal, samen met andere sectoren die niet onder het EU-emissiehandelssysteem (ETS) vallen, tot die doelstelling moeten bijdragen door de uitstoot uiterlijk in 2030 met 30% te verminderen in vergelijking met het niveau van 2005.

Dankzij deze algemene oriëntatie is de Raad klaar om met het Europees Parlement te beginnen onderhandelen om tot een akkoord te komen over een definitieve tekst.

 

"Onze bossen en gronden kunnen een enorme bijdrage leveren om de gevolgen van de klimaatverandering te beperken. We moeten ze op een verstandige en klimaatvriendelijke manier aanwenden. Deze verordening zal het mogelijk maken onze bossen beter te beschermen en het beheer van onze groene hulpbronnen te verbeteren. Dit is van cruciaal belang voor onze planeet en zal ons een stap dichter brengen bij het vervullen van onze klimaatbeloften van Parijs. Wij zijn klaar om met het Parlement te beginnen onderhandelen."

Siim Kiisler, minister van Milieubeheer van Estland

 

In het standpunt van de Raad worden de 2 voornaamste aspecten van het Commissievoorstel onderschreven: de geactualiseerde boekhoudregels om ervoor te zorgen dat alle emissies en absorpties voor deze periode worden meegeteld, en de regel voor de lidstaten dat de emissies niet hoger mogen liggen dan de absorpties (de "regel voor geen debet").

De Raad vindt het net als de Commissie belangrijk dat elk EU-land een evenwicht handhaaft tussen zijn totale emissies van deze sector en de gegenereerde CO₂-absorptie, bijvoorbeeld door nieuwe aanplantingen of door een beter toezicht op nationale bossen, landbouwgronden en weilanden. De algemene oriëntatie van de Raad bevat ook de voorgestelde speelruimte om de lidstaten te helpen aan deze regel te voldoen.

De Raad is er evenwel voorstander van dat de nationale referentieniveaus voor bossen worden gebaseerd op de historische referentieperiode van 2000 tot 2009 in plaats van op de periode van 1990 tot 2009, die initieel door de Commissie was voorgesteld.

Daarnaast kwam de Raad overeen een nieuwe flexibiliteit voor beheerde bosgrond te introduceren in de vorm van een compensatiemechanisme van maximaal 360 miljoen ton CO2-equivalent voor een periode van tien jaar, wat overeenkomt met de gemiddelde jaarlijkse put in de periode 2000‑2009. Dat heeft voornamelijk ten doel de lidstaten te helpen die vermoedelijk moeilijkheden zullen ondervinden om de "regel voor geen debet" na te leven, ondanks eerdere inspanningen om de put van hun bossen te handhaven of uit te breiden.

Tijdens de periode 2021-2030 kunnen alle lidstaten dit mechanisme benutten. Er gelden evenwel bepaalde strenge voorwaarden. De "regel voor geen debet" moet bijvoorbeeld voor de EU in haar geheel zijn vervuld voordat het mechanisme kan worden benut. Zo wordt de ambitie van het EU-klimaatbeleid volledig gehandhaafd.

De EU-landen kunnen op compensatie rekenen op voorwaarde dat hun nationale bossen nog steeds een put genereren en slechts tot een vooraf vastgesteld maximum dat voor elke lidstaat wordt berekend op basis van hun gemiddelde put tijdens de periode 2000-2009. Deze voorwaarde waarborgt de milieu-integriteit van het mechanisme.

De Raad besprak de bijzondere omstandigheden van Finland en kende het land een extra compensatie van 10 miljoen ton CO2-equivalent toe voor de periode 2021‑2030.

Tijdlijn en volgende stappen

De Europese Raad stemde in zijn conclusies van oktober 2014 in met het kader voor het klimaat- en energiebeleid 2030, dat duidelijke richtsnoeren voor het terugdringen van emissies in de EU bevat. Op basis daarvan diende de Europese Commissie voorstellen in voor 2 verordeningen voor de sectoren die niet onder het ETS vallen: LULUCF en de verdeling van de inspanningen.

De besprekingen in de Raad over de niet-ETS-sectoren verliepen gezien de talrijke verbanden tussen beide voorstellen parallel. Tijdens de Raad Milieu van 17 oktober 2016 vond een oriënterend debat plaats en op 19 december 2016 kregen de ministers van Milieu een update over de stand van zaken. In juni 2017 besprak de Raad Milieu de tot dan gemaakte vorderingen in deze dossiers.

Het Europees Parlement nam zijn standpunt ten aanzien van LULUCF aan tijdens een plenaire zitting op 13 september 2017.

Nu de Raad deze algemene oriëntatie heeft goedgekeurd, kunnen de onderhandelingen met het Europees Parlement van start gaan.

 

Bron: © Europese Unie, 2017