17/10/2013

België wordt veroordeeld tot betaling van geldboete van 10 miljoen EUR

Back to article overview

België wordt veroordeeld tot betaling van geldboete van 10 miljoen EUR wegens niet-uitvoering van het arrest van het Hof van 8 juli 2004 (C-27/03) betreffende de behandeling van stedelijk afvalwater.

Verder wordt de betaling van een dwangsom opgelegd voor het geval dat België niet volledig voldoet aan het arrest C-27/03, dat voor vijf agglomeraties nog steeds niet is uitgevoerd

Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater1 regelt het opvangen, de behandeling en de lozing van stedelijk afvalwater alsmede de behandeling en de lozing van afvalwater van bepaalde bedrijfstakken. Zij heeft aldus tot doel het milieu te beschermen tegen de nadelige gevolgen van lozingen van stedelijk afvalwater.

In zijn arrest van 8 juli 2004, Commissie/België (C-27/03), heeft het Hof verklaard dat België inbreuk had gemaakt op verschillende bepalingen van deze richtlijn doordat 114 agglomeraties van het Vlaamse Gewest, 60 agglomeraties van het Waalse Geweest en de Brusselse agglomeratie niet hadden voldaan aan de eisen van richtlijn 91/271.

Op het tijdstip van de instelling van het onderhavige beroep door de Europese Commissie duurde de inbreuk nog voort met betrekking tot één Vlaamse agglomeratie, 21 Waalse agglomeraties en de Brusselse agglomeratie. Later heeft de Commissie, ter terechtzitting, toegegeven dat slechts met betrekking tot vijf agglomeraties2 de nodige maatregelen niet waren genomen. Daarop heeft de Commissie haar vorderingen gewijzigd en het voorwerp van het geding nader omschreven.

Het Hof stelt allereerst vast dat België bij het verstrijken van de in het met redenen omkleed advies van 26 juni 2009 gestelde termijn niet alle maatregelen had genomen welke nodig waren om volledig te voldoen aan het arrest van 8 juli 2004 en daardoor de krachtens het Verdrag betreffende de werking van de EU3 op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

Wat de vaststelling van de forfaitaire som betreft, herinnert het Hof eraan dat de niet-nakoming ongeveer 9 jaar heeft geduurd, wat overdreven lang is, zelfs al moet worden toegegeven dat de omvang van de uit te voeren werken een significante periode van meerdere jaren vergde en dat de uitvoering van het arrest van 8 juli 2004 vergevorderd, ja zelfs nagenoeg voltooid, is.

Wat de ernst van de inbreuk betreft, wijst het Hof erop dat België, door krachtens de richtlijn zijn gehele grondgebied als „kwetsbaar gebied" aan te wijzen, heeft erkend dat zijn grondgebied een grotere milieubescherming nodig had. Welnu, het niet behandelen van stedelijk afvalwater levert een aantasting van het milieu op.

Het Hof herinnert er echter aan dat België grote investeringen heeft gedaan om het arrest van 8 juli 2004 uit te voeren en grote vooruitgang heeft geboekt. Bij het verstrijken van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn was overigens al heel wat vooruitgang geboekt. Verder beklemtoont het Hof dat België tijdens de procedure ten volle heeft meegewerkt met de Commissie.

Gelet op een en ander oordeelt het Hof dat met de omstandigheden van het onderhavige geval naar behoren rekening wordt gehouden door de forfaitaire som die België moet betalen, op 10 miljoen EUR vast te stellen.

Bovendien is het Hof van oordeel dat, gelet op alle omstandigheden van de onderhavige zaak, het passend is een dwangsom van 4 722 EUR per dag op te leggen.

Wat de periodiciteit van de dwangsom betreft, is het Hof, gelet op het feit dat het leveren van het bewijs dat aan richtlijn 91/271 is voldaan, enige tijd kan vergen en om in voorkomend geval rekening te houden met de vooruitgang die de betrokken lidstaat heeft geboekt, overeenkomstig het voorstel van de Commissie van oordeel dat het passend is, voor de berekening van de dwangsom uit te gaan van tijdvakken van zes maanden en het totaal betreffende elk van die tijdvakken (te weten een dwangsom van 859 404 EUR per halfjaar vertraging) te verminderen met een percentage dat overeenkomt met het aantal inwonerequivalenten dat in overeenstemming is gebracht met het arrest van 8 juli 2004.

________

1 Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (PB L 135, blz. 40), zoals gewijzigd bij richtlijn 98/15/EG van de Commissie van 27 februari 1998 (PB L 67, blz. 29).
2 Te weten Amay, Malmedy, Herve, Bastogne-Rhin en Liège-Sclessin.
3 Artikel 260, lid 1, VWEU.
 

De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de website CURIA.

 

Bron : Persbericht Hof van Justitie van de Europese Unie

___________________

Extra info :

Richtlijn 91/271/EEG van 21 mei 1991 van de Raad inzake de behandeling van stedelijk afvalwater