26/09/2008

Administratieve vereenvoudiging bespaart bedrijven 3 miljoen euro voor de aanvraag van een milieuvergunning

Terug naar artikeloverzicht

17 jaar na de opmaak van de Vlaamse reglementering inzake milieuvergunningen wordt deze op initiatief van Vlaams minister Hilde Crevits geactualiseerd. De grondige actualisatie zorgt in de eerste plaats voor een administratieve vereenvoudiging. Een 7.000-tal bedrijven gaan nu bij uitbreiding onmiddellijk kunnen exploiteren zonder een milieuvergunning aan te vragen. Een eenvoudige melding bij de gemeente volstaat dan in de plaats van een tijdrovende aanvraag.

Deze vereenvoudiging levert een lastenvermindering op van iets meer dan 3 miljoen euro. In het kader van de op korte termijn geplande invoering van het elektronische milieuvergunningenloket worden ook de standaardformulieren grondig vereenvoudigd. Daarenboven wordt rekening gehouden met de beste beschikbare technieken. De milieudoelstellingen blijven evenwel onverminderd behouden.

De hele Vlaamse milieuvergunningenreglementering, VLAREM genaamd, trad in werking op 1 september 1991. Deze reglementering evolueert permanent door de veelvuldige wijzigingen aan de EU-regelgeving. Maar ook door de evolutie van kennis en techniek waardoor het bijvoorbeeld mogelijk is om strengere lozingsvoorwaarden op te leggen zonder grote meerkost voor de bedrijven. Door deze voortschrijdende technologische evolutie is de Vlaamse Regering van oordeel dat voor een reeks bedrijven de administratieve lasten verminderd kunnen worden. Deze aanpassingen worden evenwel doorgevoerd zonder afbreuk te doen aan de gestelde milieudoelstellingen die onverminderd blijven gelden.


Wat zijn de belangrijkste vernieuwingen?

1. Administratie vereenvoudiging

Voor minister Hilde Crevits is een van de belangrijkste nieuwigheden de vereenvoudiging van de procedures voor de aanvraag van een milieuvergunning.

De hinder van de activiteiten wordt onder andere gemeten aan de hand van de "totaal genstalleerde drijfkracht", de som van het vermogen van de individueel opgestelde motoren. Door technologische vernieuwingen is drijfkracht veel minder dan vroeger evenredig met de potentile geluids- en andere hinder. Daarom worden de criteria aangepast, zoals duidelijk is in tabel 1.

Door deze wijziging gaan een 1.000-tal bedrijven over van klasse 1 naar klasse 2. Naar schatting verhuizen ruim 7.000 bedrijven van klasse 2 naar klasse 3, zonder bijkomend risico op milieuhinder. Klasse 3 bedrijven kunnen onmiddellijk na de melding exploiteren. De tijdswinst bedraagt voor deze bedrijven minimaal 3 tot 4 maanden. Dit resulteert in een administratieve lastenverlaging van iets meer dan 3 miljoen euro.

Tabel 1: aanpassing van het criterium drijfkracht bij de indeling van bedrijven

Criterium drijfkracht

Wetgeving sinds
1 september 1991

Nieuwe wetgeving

in industriegebied

niet volledig gelegen in een industriegebied

1ste klasse

meer dan 200 kW

meer dan 1.000 kW 

meer dan 500 kW

2de klasse

tussen 10 kW en 200 kW

tussen 200 kW en 1.000 kW

tussen 100 kW en 500 kW

3de klasse

5 kW tot en met 10 kW

5 kW tot en met 200 kW

5 kW tot en met 100 kW

Concrete voorbeelden:

Een middelgrote producent van veranda's met een genstalleerd vermogen van 700 kW gelegen in een industriegebied behoort vandaag tot klasse 1. Dagelijks maken ze met een 50-tal werknemers een 4-tal veranda's. Dit betekent dat zij bij een uitbreiding van hun bedrijf, de vergunning nu kunnen aanvragen bij de gemeente in de plaats van bij de bestendige deputatie. Deze procedure is eenvoudiger en goedkoper.

Een kleine producent van metalen en houten ramen en deuren met een genstalleerd vermogen van 80 kW ligt in een industriegebied. Voor de installatie van twee grote draaibanken van samen 45 kW volstaat het dat het bedrijf dit nu gaat melden bij de gemeente. Volgens de oude wetgeving moet het bedrijf nog een vergunning aanvragen bij de gemeente. Daarenboven is het zo dat een dergelijk bedrijf dat nieuw opstart in industriegebied dit enkel nog moet melden, terwijl het vroeger een tijdrovende vergunningsprocedure moest doorlopen.

2. Meer efficinte handhaving

Vanaf nu kan de gemeente bijzondere milieuvoorwaarden opleggen aan 3de klasse-inrichtingen om bepaalde storende effecten van bedrijfsactiviteiten te milderen. Dit zal hen toelaten niet enkel reactief maar ook proactief op te treden. Hierdoor kunnen conflicten omwille van hinder tussen bedrijven en hun buren worden vermeden.

Concrete voorbeelden:

Aan een kleine garage kan de gemeente opleggen om een groenscherm te plaatsen om de auto's aan het zicht van de buren te onttrekken.

Aan de warme bakker kan de gemeente opleggen om geen lawaaierige koelinstallatie aan een gemeenschappelijke muur te plaatsen.

3. Toepassing van de beste beschikbare technieken

De actualisatie houdt ook rekening met de evolutie van kennis en van beste beschikbare technieken. Deze actualisatie van de milieuvoorwaarden is zeer technisch en omvat verschillende sectoren. Daarbij gaat ook bijzondere aandacht naar de actuele problematiek van vermindering van de uitstoot van stof die belangrijk is in functie van het fijn stof actieplan.

Zo wordt de algemene stofnorm op 20 mg/m gebracht terwijl dit tot nu toe 50 mg/m was. Door de technologische evolutie is dit voor de meeste bedrijven zonder meer haalbaar. Uitzonderingen worden voorzien voor die installaties waar de beste beschikbare technieken nog verder moeten evolueren.

Van zodra deze VLAREM-wijziging in werking treedt (begin 2009), zal via een infocampagne in de verschillende provincies aan iedereen verdere toelichting worden gegeven.

Vlaams minister Hilde Crevits stelt: "De actualisering van de bestaande milieureglementering betekent een administratieve vereenvoudiging voor een 8.000-tal bedrijven en dus een forse besparing op de administratieve lasten. De milieudoelstellingen blijven echter onverminderd behouden. Daarenboven wordt bij de actualisering ook rekening gehouden met de beste beschikbare technieken."

Bron : Persmededeling van het kabinet van minister Hilde Crevits