09/10/2008

Aanzwengeling en versterking nodig van het Belgische biobrandstoffenbeleid

Terug naar artikeloverzicht

Vlaamse ministers Hilde Crevits en Patricia Ceysens roepen de federale ministers Magnette en Reynders op om dringend vooruitgang te boeken in het creren van een volwaardige biobrandstoffenmarkt in Belgi. Dit is van belang voor het tijdig halen van de Kyotodoelstelling, n voor het realiseren van het Europese energie- en klimaatpakket 2020. De innovatieve tweede generatie biobrandstoffen heeft een belangrijk potentieel voor de duurzame vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en verdient de nodige steun.
 
Stand van zaken
 
De federale overheid heeft in 2005 de Belgische doelstelling voor biobrandstoffen in 2010 op 5,75% van het brandstofverbruik in de transportsector vastgelegd. De voorbije jaren heeft de federale overheid een aantal beleidsmaatregelen genomen waarbij geopteerd is voor een openbare aanbesteding waarbij hoeveelheden biobrandstoffen aan bedrijven werden toegewezen in combinatie met een accijnsvermindering. Een vorm van verplichte bijmenging hoorde daar niet bij.
 
Deze doelstelling van 5,75% is momenteel niet binnen het bereik. In 2006 werd slechts 1.282 m biodiesel op de markt gebracht, wat overeenkomt met een aandeel van 0,01% van het totale dieselverbruik[1]. Voor 2007 zou dit 1,1% bedragen.
 
De hoeveelheid biobrandstoffen die via de openbare aanbesteding beschikbaar komt, kan zelfs in volle uitvoering slechts 4,5% invullen van de doelstelling, dus bijkomende maatregelen zijn sowieso nodig. Daarenboven bleek uit het recentste rapport van de Europese Commissie, dat de inschatting voor Belgi inclusief beleidsmaatregelen tot eind 2006, 2,1% in 2010 bedraagt.
 
Belangrijkste gevolgen
 
Het traag opstarten van de biobrandstoffenmarkt en het niet halen van de aangemelde doelstelling 2010, heeft een aantal belangrijke consequenties. Vlaams Ministers Hilde Crevits en Patricia Ceysens uiten daarom hun bezorgdheid zodat nog tijdig kan ingegrepen worden.

  1. Diverse Vlaamse ondernemingen melden dat door het niet bestaan van een vorm van verplichte bijmenging, er ernstige problemen ontstaan die hun economisch en financieel functioneren in het gedrang brengen.

  2. De inzet van biobrandstoffen is n van de belangrijkste federale maatregelen om haar binnenlandse reductiedoelstelling van jaarlijks 4,8 Mton CO2 te realiseren in 2008-2012. Deze reducties komen ten goede van de gewesten. De federale overheid zal dus relatief snel het biobrandstoffenbeleid dienen aan te zwengelen en te versterken om de Kyotodoelstelling niet in gevaar te brengen.

  3. De doelstelling van het Europese energie- en klimaatpakket 2020 is om in 2020 al op minstens 10% biobrandstoffen per lidstaat te realiseren. Het is duidelijk dat deze aanzienlijk hogere doelstelling en het ermee verbonden reductiepotentieel op hun beurt in het gedrang komen door de huidige gang van zaken en het missen van de doelstelling 2010.

Toekomst en uitdagingen
 
Binnen Belgi zijn bijkomende maatregelen nodig om de doelstelling 2010 dichterbij te brengen.
 
Het invoeren van een vorm van verplichte bijmenging van biobrandstoffen is al mogelijk sinds de programmawet van 27 april 2007. Het is sindsdien aan de federale overheid om dit in werking te stellen.
 
Een ander voorbeeld is het stimuleren van autoparken in nichemarkten tot het omschakelen naar mengsels met hogere percentages biobrandstoffen.
 
Van groot belang is het duurzaamheidskader waarin biobrandstoffen worden ingezet. Binnen Belgi wordt dit geregeld in de uitgeschreven tender van de federale overheid. Voor de periode nadien wordt op Europees niveau gewerkt aan een omvattende aanpak, waarbij naast de economische activiteiten ook de mogelijke milieu-effecten en sociale gevolgen (incl. voedselzekerheid) worden gentegreerd. 
 
Door op grote schaal het gebruik van "tweede-generatie-biobrandstoffen" te realiseren, kunnen we op vele vlakken vooruitgang boeken qua duurzame productie van biotransportbrandstoffen en hernieuwbare energie in het algemeen:

  • gebruik van een bredere waaier van organisch biologisch materiaal en afval (ook van niet-landbouwoorsprong);
  • minder input van productiemiddelen (water, meststoffen, gewasbescherming, energie, arbeid, ...) voor de teelt;
  • duurzaam gebruik voor de productie van biomassa mogelijk van minder goede en niet-landbouwgronden zoals overstromingsgebieden, buffergebieden, bermen, biologisch organisch afval, park- en natuurbeheer, ...;
  • minder concurrentie met landbouwgrond voor voedselproductie;
  • rendabelere omzettingstechnieken op energetisch vlak en op het vlak van de uitstoot van CO2, ;
  • minder energieafhankelijk.

Het is van belang om deze evolutie wereldwijd en ook in onze regio te stimuleren via techologische innovatie. Milieu en innovatieve economie zijn daarbij onmisbare partners.

[1] Progress report on the promotion of Biofuels in Belgium 2007

Bron : Persmededeling van het kabinet van minister Hilde Crevits