01/27/2015 - 00:00

Bescherming en herstel van de grondwatervoorraden

Back to article overview

Het Rekenhof onderzocht hoe de Vlaamse overheid de instrumenten grondwatervergunning, grondwaterheffing en grijswaterbesluit inzette voor de verbetering van de grondwatertoestand. De overheid voerde de daaraan verbonden maatregelen traag uit en bedong bij Europa uitstel. Het vergunningenbeleid lijkt vruchten af te werpen, maar geldt niet voor alle grondwaterwinningen en biedt juridisch onvoldoende zekerheid. Ook de heffing zorgt sinds 2010 stilaan voor een betere afstemming op de kwantitatieve toestand van de grondwaterlichamen. Het grijswaterbeleid ten slotte kende weinig succes. De drie instrumenten verminderden het grondwaterverbruik vooral in het meest kwetsbare Sokkelgebied.

Beleid

Vlaanderen is een regio met schaarse grondwatervoorraden. In 2010 was er onvoldoende grondwater in 14 van de 42 Vlaamse grondwaterlichamen. De Europese kaderrichtlijn Water (2000) en het decreet Integraal Waterbeleid (2003) eisen een goede kwantitatieve toestand van de grondwaterlichamen tegen 2015 (eventueel uitstelbaar tot 2021 of 2027). Ter uitvoering van de Europese kaderrichtlijn en het decreet keurde de Vlaamse Regering eind 2010 stroomgebiedbeheerplannen en een maatregelenprogramma 2010-2015 goed. Vlaanderen bedong daarbij voor de problematische grondwaterlichamen bij Europa uitstel tot 2021. Reglementair moest het de toestand van de grondwaterlichamen bepalen aan de hand van zeven criteria. Het gebruikte er in 2010 echter maar twee, wat een onvolledig beeld opleverde. Bovendien voert Vlaanderen het programma 2010-2015 traag uit. Alleen voor het Sokkelsysteem, het sterkst bedreigde van de zes grondwatersystemen, heeft het een afbouwscenario voor wateronttrekking uitgewerkt. De ontwerpen van nieuwe stroomgebiedbeheerplannen 2016-2021 houden rekening met vijf van de zeven criteria en concluderen dat nog 8 van de 42 grondwaterlichamen kwantitatief ontoereikend zijn. Vlaanderen zal voor deze grondwaterlichamen een gebiedspecifiek beleid voeren vanaf 2016 en Europa een termijnverlenging voorstellen tot 2027.

Vergunning voor de winning van grondwater

De vergunde grondwaterwinningsdebieten daalden tussen 2000 en 2012 met 28% in grondwaterlichamen in ontoereikende toestand en met 20% in de andere lichamen. De grootste relatieve vergunningenafbouw vond plaats in het Sokkelsysteem. Elders was die afbouw aanzienlijk beperkter. In absolute termen was de afbouw het sterkst bij de industrie en de drinkwatermaatschappijen. Procentueel was de daling het sterkst bij de handel en diensten en de industrie. In de landbouw was er een toename van de vergunde debieten, zij het vooral in grondwaterlichamen in toereikende toestand.

De grondwaterwinningsvergunning is geregeld in het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM). Dat reglement omvat niet alle vormen van grondwaterwinning en houdt geen rekening met de toestand van de grondwaterlichamen. Het vergunningenbeleid is juridisch onvoldoende verankerd wat risico’s inhoudt voor de afdwingbaarheid door de vergunningverleners en voor de rechtszekerheid van de aanvragers. De uitvoering van het vergunningenbeleid vindt locatie- en situatiespecifiek plaats en is weinig transparant. De vergunningendatabank is onvolledig door gebrek aan kennis over sommige winningen of doordat niet alle winningen in het systeem worden ingevoerd.

Sturing met heffingen

Het heffingenbeleid is tussen 1997 en 2014 geleidelijk geëvolueerd. De selectieve verhogingen van de heffing sinds 2010 zorgen stilaan voor een betere afstemming op de toestand van de grondwaterlichamen. De overheid baseert de kostprijs van grondwater in eerste instantie op de gebruikersgroep en het verbruikte volume. Kleinere winningen in oppervlakkige lagen zijn het goedkoopst. De drinkwatermaatschappijen, die 63% van het grondwater verbruiken, betalen een iets hoger vast tarief per m3 , ongeacht de toestand van de grondwaterlichamen. Alleen voor winningen in delicatere, afgesloten lagen en voor grootverbruikers brengt het beleid de toestand van de grondwaterlichamen in rekening. De voorgenomen afstemming van de prijs van het grondwater op die van het grijswater, d.i. gerecycleerd water voor niet-menselijke consumptie, is niet gerealiseerd.

Tussen 2006 en 2011 is 14,4% minder grondwater verbruikt (drinkwatermaatschappijen niet inbegrepen). Het verbruik daalde sterker in de grondwaterlichamen in ontoereikende toestand. Het ontradingsbeleid had vooral resultaat in de Sokkel. In de andere grondwatersystemen waren de resultaten onduidelijk, doordat de heffingsgebieden niet altijd aan één grondwaterlichaam kunnen worden toegewezen en doordat de heffingen- en vergunningendatabanken een verschillende indeling hebben. Tussen 2001 en 2007 leidde de heffing tot 60% meer ontvangsten en 7% minder verbruik; daarna (2007-2012) stuurde ze meer aan op een verschuiving van de winningen (0,8% meer ontvangsten, 7,4% minder grondwatergebruik).

Grijswaterbesluit

Het grijswaterbesluit moest de kloof tussen de prijs van grijswater en grondwater verminderen. Het besluit richtte zich vooral op het Sokkelsysteem. Het had weinig succes. Van de aangekondigde 60 miljoen euro grijswaterprojecten werd minder dan 5 miljoen gerealiseerd, en dit in twee projecten, Waregem (Sokkelsysteem) en Tienen, die niet volledig strookten met de regelgeving. In Waregem realiseerde het project een aanzienlijke grondwaterwinningsafbouw, maar het geleverde grijswater is soms afkomstig van grondwater en het grijswater heeft er drinkwaterkwaliteit. In Tienen was er ook een substantiële afbouw, zij het in een grondwaterlichaam in goede toestand.

Bekijk het verslag [PDF]

Bron : Persbericht Rekenhof

_____________________________

Extra info

Commissie Leefmilieu 27/01/2015 : Het Rekenhof stelde een verslag op over de bescherming en het herstel van de grondwatervoorraden. De leden van de commissie wisselden hierover van gedachten met minister Joke Schauvliege en met Chris Leflere en Jo Baele, auditeurs bij het Rekenhof. (zie Parlementair document 37-D)