03/31/2017 - 00:00

1,4-dioxaan: verdachte parameter bij verontreiniging met trichloorethaan

Back to article overview

Het is al lang bekend dat aan oplosmiddelen die industrieel worden gebruikt voor het ontvetten of het afwerken van metalen of textielreiniging, stabiliserende stoffen worden toegevoegd om hun werking te verbeteren. Vele van deze toeslagstoffen komen in zeer lage volumegehalten voor. 1,4-dioxaan werd echter aan 1,1,1-trichloorethaan (1,1,1-TCA) toegevoegd in volumefracties van 2 tot 8%. Bovendien is 1,4-dioxaan mobiel en goed oplosbaar in water, moeilijk biodegradeerbaar, en geklasseerd als mogelijk humaan carcinogeen door WHO en US EPA.

Daarom heeft de OVAM een verkennend onderzoek laten uitvoeren naar de aanwezigheid van 1,4-dioxaan op een 16-tal sites met een gekende 1,1,1,-TCA verontreiniging in het grondwater. Deze meetcampagne werd uitgevoerd door Witteveen + Bos en MAVA. Op 13 van de 16 sites werd 1,4-dioxaan teruggevonden in concentraties boven de toetsingswaarde in grondwater van 50 µg/l. Op verschillende sites werden concentraties boven de 1000 µg/l gemeten. Raadpleeg de toetsingswaarden.

Aan de hand van de meetgegevens werden volgende voorlopige conclusies getrokken:

  • de pluim van 1,4-dioxaan in het grondwater verspreidt zich op een grotere afstand van de bronzone dan de grondwaterpluim van de gechloreerde ethanen, als gevolg van de grotere mobiliteit en afwezigheid van natuurlijke afbraak;
  • de pluim van 1,4-dioxaan verspreidt zich meer oppervlakkig in de aquifer dan de gechloreerde ethanen, onder meer door het lagere soortelijke gewicht.

Momenteel worden op enkele sites aanvullende metingen uitgevoerd om het gedrag van de 1,4-dioxaanpluim verder te onderzoeken. Zodra de resultaten van deze metingen bekend zijn, zal het rapport van de studie worden gepubliceerd.

Deze resultaten bevestigen de noodzaak om ook 1,4-dioxaan als verdachte stof te onderzoeken wanneer 1,1,1-TCA werd toegepast. Bij het uitvoeren van een oriënterend bodemonderzoek op een site waar 1,1,1,-TCA werd gebruikt, dient 1,4-dioxaan als verdachte stof te worden beschouwd. In de standaardprocedure voor beschrijvend bodemonderzoek (versie januari 2017, van kracht sinds 23 februari 2017), is aangegeven dat, als er voor 1,1,1-TCA in het grondwater een beschrijvend bodemonderzoek noodzakelijk is, het grondwater ook onderzocht moet worden op de aanwezigheid van 1,4-dioxaan. Rapporten die worden ingediend vanaf 1 mei 2017 moeten voldoen aan de nieuwe procedure.

Op basis van de gegevens in de OVAM-databank wordt het aantal sites met potentiële 1,4-dioxaanpluimen in Vlaanderen geschat op ongeveer 273. De hiermee verbonden bodemdossiers bevinden zich in verschillende fases van het decretale onderzoeks- en saneringstraject. Als leidraad voor de aanpak, worden hieronder verschillende mogelijke scenario’s toegelicht.

Scenario 1 – OBO conform, geen BBO noodzakelijk

Wanneer een OBO werd uitgevoerd op een perceel waarop risico-activiteiten met 1,1,1-TCA werden uitgevoerd en er geen DAEB (duidelijke aanwijzing voor een ernstige bedreiging) werd vastgesteld, moet bij een volgende (periodiek) OBO 1,4-dioxaan worden onderzocht.

Scenario 2 – OBO conform, BBO noodzakelijk

Voor BBO’s die vanaf 1 mei 2017 worden ingediend, moet 1,4-dioxaan worden onderzocht, wanneer voor 1,1,1-TCA in het grondwater een BBO noodzakelijk is. Bemonstering en analyse van een ondiepe peilbuis in de kernzone van de 1,1,1-TCA verontreiniging wordt geadviseerd. Omwille van het verschillend pluimgedrag van 1,4-dioxaan in vergelijking met gechloreerde ethanen, is een ondiepe peilbuis nodig.

Scenario 3 – BBO conform, geen saneringsnoodzaak

Wanneer een beschrijvend bodemonderzoek, uitgevoerd op een site waarvoor 1,1,1-TCA een verdachte stof is, conform werd verklaard zonder saneringsnoodzaak, dient bij een volgende (periodiek) OBO toch 1,4-dioxaan in het grondwater te worden onderzocht.

Scenario 4 – BBO conform, saneringsnoodzaak

Wanneer een beschrijvend bodemonderzoek conform werd verklaard met een saneringsnoodzaak, wordt het niet onderzocht hebben van 1,4-dioxaan wanneer 1,1,1-TCA een verdachte stof is, als hiaat in het BBO te worden beschouwd. 1,4-dioxaan dient dan te worden onderzocht via een aanvulling van het BBO.

Scenario 5 – BSP conform, saneringswerken nog niet gestart

Wanneer een bodemsaneringsproject conform werd verklaard maar de saneringswerken nog niet werden gestart (m.a.w. er werd nog geen kwaliteitsplan ingediend), wordt geadviseerd om alsnog een onderzoek naar 1,4-dioxaan in de 1,1,1-TCA kernzone uit te voeren, en de nodige aanvullingen te doen.

Scenario 6 – BSP conform, saneringswerken in uitvoering

Wanneer een bodemsaneringsproject conform werd verklaard en de saneringswerken in uitvoering zijn, wordt geadviseerd om alsnog een onderzoek naar 1,4-dioxaan uit te voeren in de 1,1,1-TCA kernzone of in de pluim indien de kernzone werd verwijderd, en de nodige aanvullingen te doen.

Indien grondwaterbemalingen en lozingen worden uitgevoerd, dient het het lozingswater te worden gecontroleerd op 1,4-dioxaan. We stellen voor een lozingsnorm van 50 µg/l te hanteren.

Scenario 7 – Eindevaluatieonderzoek conform

Wanneer een eindevaluatieonderzoek conform werd verklaard en 1,1,1-TCA een verdachte stof was op de site, dient bij een volgende (periodiek) OBO 1,4-dioxaan te worden onderzocht.

 
Bron: De Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij