26/02/2020

Gewijzigde rolverdeling in het Omgevingsbeleid en impact op ruimte en milieu

Back to article overview

Doelstelling 

Midden jaren 90 evolueerde ruimtelijke ordening van een centrale bevoegdheid naar decentrale verdeling van die bevoegdheden, vanuit het idee dat beslissingen het best genomen worden op het meest geschikte niveau. Ook binnen milieubeleid is er sprake van een verschuiving van bevoegdheden.

Het doel van voorliggend onderzoek was om na te gaan of vanuit analyse van databanken, inzicht verkregen kan worden in de eventuele effecten van een gewijzigde rolverdeling, in het bijzonder voor het ruimtelijk beleid.

Het onderzoek werd als volgt gevoerd:

Expliciteren van de beleidstheorie en de hypothesen die eraan ten grondslag liggen, op basis van input verkregen vanuit gesprekken met bevoorrechte getuigen en leidden hieruit onderzoeksvragen af voor voorliggend onderzoek (hoofd- en subonderzoeksvragen);

Identificeren van indicatoren die vanuit centrale databanken konden worden opgevolgd en de bijbehorende data-analysen die een indicatie zouden kunnen geven van het antwoord op de onderzoeksvragen;

Analyseren van de beschikbare data in termen van (i) evoluties en (ii) verschillen tussen ontvoogde en niet-ontvoogde gemeenten (incl. statistische analysen). De resultaten van de data-analyse werden voorgelegd aan verschillende bevoorrechte getuigen om verklaringen voor de resultaten te zoeken. Het formuleren van aanbevelingen vormde geen onderwerp van de onderzoeksopdracht.

Resultaten

Vanuit de kwantitatieve analyseresultaten durven we stellen dat de kwaliteit in het ruimtelijk beleid er in zijn algemeenheid op vooruit is gegaan. De kwaliteitssprong en een consequentere beleidsuitvoering is waarneembaar bij alle gemeentes, maar is sneller verlopen bij de zogenaamde ontvoogde gemeentes. Zo maken deze gemeenten meer bestemmingsplannen en worden vergunningsbeslissingen minder teruggedraaid in beroep wat kan wijzen op goed onderbouwde beslissingen. Externe evoluties (bv. complexere regelgeving, mondiger worden van de burger, …) nopen echter alle gemeenten ertoe de beslissingen correcter te nemen en zo goed mogelijk te onderbouwen. Er kan aangenomen worden dat die kwaliteitssprong ook een gevolg is van een bredere maatschappelijke evolutie.

Het onderzoek geeft verder aan dat het juridische kader vaak bepalend is voor de realisaties op het terrein. Voor een aantal aspecten kan deze generieke regelgeving zelfs de autonomie van gemeenten ondermijnen.

Voor het milieu-aspect heeft er geen ontvoogding plaatsgegrepen, en zijn ook heel wat minder data beschikbaar. Op basis van een beperkte literatuurstudie zijn enkele parallellen onderzocht tussen ruimte en milieu. Voor dit vergelijkend aspect kan het onderzoek de komende jaren zeker nog worden uitgebreid.

Tijdens het onderzoek stootten we op de beperking van de data-analyse. Niet alle informatie die nodig is voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen kan uit de beschikbare databanken gehaald worden. De conclusies uit het onderzoek zijn gebaseerd op een aantal aannames vanuit de geobserveerde verschillen (of de afwezigheid ervan). Verder (kwalitatief) onderzoek zou nog een aantal zaken preciezer kunnen uitzoeken. De aan- of afwezigheid van verschillen kan ook met andere – niet geanalyseerde – factoren te maken hebben.

Meer over dit onderzoek