27/09/2018

Kaderdecreet bestuurlijke handhaving

Back to article overview

De handhaving van decreten en besluiten kan gebeuren op basis van twee handhavingssporen: het strafrechtelijke en het bestuurlijke spoor. Wat dat laatste betreft wil Minister-President Bourgeois met het voorontwerpdecreet inzake bestuurlijke handhaving een algemeen kader scheppen.

De voorgelegde regeling moet dienen als een soort back-up regeling voor de diverse bestuurlijke handhavingsregelingen in de onderscheiden beleidsdomeinen. Het zal de functie van handhavingsregeling voor een bepaalde sectorale regelgeving pas volledig vervullen als dat zo besloten wordt in de context van dat beleidsdomein.

Voor wat de handhaving van het omgevingsrecht aangaat ontstaat hiermee voor de Minaraad de vraag waarom het wenselijk zou zijn dat er een dergelijke “toetreding” zou gebeuren. In de afgelopen jaren heeft de handhaving van het omgevingsrecht immers zelf ontwikkelingen doorgemaakt. De handhaving van het omgevingsrecht is overigens in een fusieoperatie betrokken: tussen ruimtelijke ordening en milieu. Daarom, en op basis van de beschikbare informatie, is de Minaraad er niet voor gewonnen dat er een dergelijke overstap zou worden gemaakt.

In tweede orde formuleert de Minaraad kritiek bij wat voorligt. Het bepalen van het scharniermoment tussen bestuurlijke en strafrechtelijke opsporing is een gevoelig punt: waarom zou men het ene of het andere spoor bewandelen? Het ligt gevoelig, onder meer vanwege de uiteenlopende rechtsbescherming die er in het éne dan wel in het andere systeem geboden wordt aan degene die het voorwerp uitmaakt van handhaving. Er is ook een verschillende behandeling van de derde belanghebbende partij die eventueel benadeeld werd door de daad die het voorwerp uitmaakt van de handhaving. Wanneer er gekozen wordt voor de introductie van het bestuurlijke spoor, moet er voorzien worden in een billijke rechtsbescherming van de rechtsonderhorige die het voorwerp is van handhavingsactiviteiten.

Daarnaast stelt de Raad vast dat er met wat voorligt wordt ingevoerd dat de sanctionering van bepaalde inbreuken wordt doorgeschoven naar de sanctionerende ambtenaar van de desbetreffende gemeente. De Raad vindt dat deze bepaling zodanig moet worden geformuleerd dat ondubbelzinnig behouden blijft dat een gemeente zelf kan beslissen over het al dan niet inzetten van een GAS-boete voor vergelijkbare inbreuken.

Tot slot gaat de Raad in op het voornemen te komen tot een bestuurlijk sanctieregister. Hoewel de uitdaging groot is, vraagt de Raad om ervoor te zorgen dat dit register zo snel mogelijk operationeel wordt. Daarnaast vraagt de Raad ook om te voorzien in een inzagerecht voor de rechtsonderhorige, zodat die kan nagaan of er, en zo ja welke, sancties aan hem of haar werden opgelegd, dan wel of deze gegevens al of niet zijn komen te vervallen.

Klik hier voor het advies.

 

Bron: Minaraad, Vlaamse Overheid