14/09/2011

Jaarrapport Water 2010: 20 jaar meten van waterkwaliteit door de VMM

Terug naar artikeloverzicht

Naar aanleiding van de publicatie van haar jaarrapport Water 2010 kijkt de VMM bij haar 20ste verjaardag terug op twee decennia meten van de waterkwaliteit. De opmerkelijke verbeteringen zijn het resultaat van een volgehouden Vlaams beleid inzake afvalwaterzuivering en van verscherpte meetprogramma’s van de VMM die de waterkwaliteit en de lozingen in het oppervlaktewater steeds nauwkeuriger in kaart brengen.

Het gaat de goede richting uit met de kwaliteit van onze beken, rivieren en kanalen. Steeds vaker horen we berichten over een toename van de visbestanden en het heropduiken van verdwenen gewaande vissoorten. Het jaarrapport Water 2010 bevestigt deze bevindingen.

Terwijl waterlopen in de binnensteden vroeger niet snel genoeg overwelfd konden worden, vanwege de slechte geur en ongedierte, vinden we de binnenwateren in diverse Vlaamse steden opnieuw erg aantrekkelijk. Het waterbeleid in Vlaanderen onderging de voorbije twintig jaar fundamentele veranderingen. Europese richtlijnen gaven een stevige impuls om de historische achterstand onder meer op het vlak van afvalwaterzuivering bij te benen via grote investeringen. De VMM werd in 1991 opgericht enerzijds om de uitbouw van de saneringsinfrastructuur doordacht te plannen en te evalueren, en anderzijds om de waterkwaliteit van dichtbij op te volgen.

Twintig jaar investeren in waterzuivering

Op het vlak van afvalwatersanering in Vlaanderen kan je niet naast de realisaties kijken. Terwijl er in 1991 slechts 30% van het huishoudelijk afvalwater collectief werd gezuiverd, is dit de afgelopen 20 jaar  toegenomen tot ongeveer 80% in 2011. Deze toename is te verklaren door onder meer de bouw van veel nieuwe gewestelijke rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s): het aantal steeg van 104 begin 1991 tot 250 installaties eind 2010. Bovendien werden alle installaties met een capaciteit van meer dan 2.000 inwonersequivalenten inmiddels bijkomend uitgerust voor de verwijdering van stikstof en fosfor uit het afvalwater. Die behandeling werd begin jaren 1990 op de bestaande installaties nagenoeg niet toegepast, maar heeft een zeer positieve invloed gehad op de kwaliteit van het oppervlaktewater. Ook werd fors geïnvesteerd in de aanleg van gewestelijke collectoren, die het afvalwater dat wordt ingezameld via de gemeentelijke rioleringen, aansluiten op deze RWZI’s.

Sinds de oprichting van de VMM werden voor de uitbouw van de gewestelijke saneringsinfrastructuur investeringsprogramma’s opgemaakt en ter uitvoering opgedragen aan Aquafin voor een totaal investeringsbudget van ruim 3.7 miljard euro. Bovendien kunnen de gemeenten sinds 1996 bij de VMM subsidies aanvragen voor de aanleg van nieuwe rioleringen of voor de renovatie van bestaande rioleringen. In de afgelopen 15 jaar werd al voor meer dan 1.2 miljard euro aan budget vastgelegd voor de aanleg van rioleringen voor ruim 3.200 gemeentelijke projecten.

Twintig jaar meten

De impact van die investeringen blijkt duidelijk uit de resultaten van de metingen die de VMM nu al twintig jaar lang uitvoert. De gemiddelde zuurstofconcentratie van net onder de 8 mg O2/l scoort ruim boven de norm van 5 mg O2/l. Sinds het begin van de metingen, verdubbelde het aantal meetplaatsen die op elk moment aan de norm voor opgeloste zuurstof voldoen (van 20 naar 40%). Opgeloste zuurstof is een belangrijke indicator voor de levensvatbaarheid van een waterloop. Terwijl in 1991 nog 12% van onze waterlopen zwaar verontreinigd waren, waren dat er in 2010 bijna geen meer (0,2%).

Maar niet alle leven in een waterloop is aan te moedigen. Een snelle groei van wiersoorten bijvoorbeeld, kan de zuurstofhuishouding aardig in de war sturen. Deze waterplanten worden gevoed door stikstof (uit nitraat en ammonium) en fosfor (uit fosfaat). De aanwezigheid van fosfaten nam sterk af in onze waterlopen. Fosfaten zijn hoofdzakelijk afkomstig uit afvalwaterlozingen en van de uitspoeling en de erosie van landbouwgronden. Dankzij de saneringsinspanningen van de overheid, de landbouw en de industrie is de gemiddelde concentratie aan fosfaat in het oppervlaktewater het voorbije anderhalf decennium drastisch gedaald. In de eerste helft van de jaren 1990 haalde amper 1 op 10 meetplaatsen de kwaliteitsnorm, in 2010 is dit 1 op de 3.

Brongerichte aanpak

Een verbetering in de kwaliteit van het oppervlaktewater bereikt men niet alleen door forse overheidsinvesteringen. De vervuiling moet ook aan de bron worden aangepakt. De voorbije twintig jaar besteedde de VMM extra aandacht aan de vervuiling door bedrijven en landbouw.

In samenspraak met de landbouworganisaties werd een apart meetnet opgezet om de impact van het mestgebruik op de waterkwaliteit vast te stellen. Sinds 1999 geven de resultaten van dit meetnet aan dat de landbouwers een substantiële verbetering realiseerden, al zijn extra inspanningen nog steeds nodig. Terwijl goed 10 jaar geleden nog 59% van de meetplaatsen minstens één keer de normen voor nitraat overschreden, is dit in 2010-2011 op slechts 28% van de meetplaatsen nog het geval.

Ook door de bedrijfswereld werd een grote vooruitgang geboekt. In 2010 loosden de bedrijven drie keer minder dan in 1992 (indicator Biochemisch Zuurstofverbruik). Deze daling werd fors ingezet in 1994 en zet zich stelselmatig voort tot op vandaag. De trendbreuk in 1994 is het gevolg van de invoering van de milieuheffing op de verontreiniging van het oppervlaktewater en van de nieuwe Vlaamse milieureglementering. De vuilvracht van de bedrijfslozingen die uiteindelijk ook in ons oppervlaktewater terechtkomt, daalde zelfs met 90% ten opzichte van de toestand in 1992. Naast de investeringen van bedrijven in een eigen waterzuiveringsinstallatie en in aangepaste productieprocessen, dragen ook de investeringen van de overheid in rioleringen en RWZI’s hiertoe bij.

Beter meten

De kwaliteit van onze rivieren en kanalen, wat zuurstofhuishouding, stikstof en fosfor betreft, nam gevoelig toe over die twintig jaar, maar ook de concentratie aan gevaarlijke stoffen is van belang. Door de toegenomen kennis, konden steeds meer relevante stoffen - zogenaamde micropolluenten - geïdentificeerd en  opgespoord worden. We hebben nu een veel beter beeld van de concentraties aan zware metalen, polycyclische koolwaterstoffen (PAK), fenolen en bestrijdingsmiddelen in het water dan twintig jaar geleden. Ook het meetnet waterbodem werd fors uitgebouwd over de jaren, en de VMM wekt daarmee als voortrekker veel belangstelling op internationale bijeenkomsten.

Ondanks de spectaculaire verbetering van de waterkwaliteit, is vervuiling als gevolg van een  ’milieu-incident’  of zelfs een ‘milieumisdrijf’ niet uit te sluiten. Bij plotse overschrijdingen komt het VMM-permanentieteam in actie om samen met de collega’s van andere diensten de oorzaken op te sporen en de vervuiling in kaart te brengen.

We zijn er nog niet

De verbeterde waterkwaliteit vergde belangrijke, volgehouden inspanningen. Er gingen duidelijke richtlijnen en beleidskeuzes aan vooraf en een actieve overheidssector die moest afrekenen met een zware historische erfenis. Twintig jaar later is er heel wat gerealiseerd, maar aan het einde van de rit zijn we nog lang niet. De rekening van de jarenlange achterstand in saneringsinfrastructuur en de historische verontreiniging van de waterbodems, maar ook onze grote bevolkingsdichtheid, verspreide bebouwing, vele kunstmatige waterlopen, intensieve landbouw en industrie vragen nog altijd om extra inspanningen als we de Vlaamse en Europese doelstellingen voor een goede waterkwaliteit willen bereiken.

Voor alle resultaten en tijdreeksen, raadpleeg je het Jaarrapport Water 2010 op  www.vmm.be/pub

Bron : Persbericht VMM