22/10/2019

Gedeeltelijke vernietiging: Aanpassing van de gevolgen van schorsings- en vernietigingsarresten op bepaalde exploitaties van ingedeelde inrichtingen en activiteiten

Back to article overview

Op grond van het Milieuvergunningendecreet kon de exploitatie van een bestaande inrichting:

  • die vergunningsplichtig werd als gevolg van een wijziging van de indelingslijst, of
  • waarvoor de milieuvergunning als gevolg van het verstrijken van de termijn kwam te vervallen

worden verdergezet tot er een ‘definitieve beslissing’ was over de vergunningsaanvraag op voorwaarde dat de milieuvergunningsaanvraag tijdig werd ingediend.

Artikel 111 van de Codextrein wijzigde de definitie van het begrip ‘definitieve beslissing’. Aldus werd verduidelijkt dat een voortzetting van een exploitatie mogelijk is in die gevallen waar er reeds een vergunning werd verleend, d.w.z. in het geval van een hernieuwing van een omgevingsvergunning van bepaalde duur of bij omzetting van een milieuvergunning naar een omgevingsvergunning van onbepaalde duur (ook na een eerste vernietiging van de vergunning door de Raad voor Vergunningsbetwistingen).

De mogelijkheid tot verdere exploitatie was wel aan een aantal voorwaarden gekoppeld.

Bij arrest nr. 145/2019 dd. 17 oktober 2019 heeft het Grondwettelijk Hof deze regeling gedeeltelijk vernietigd.

De vernietiging van de uiteengezette regeling werd beperkt tot twee zeer concrete situaties, met name als de Raad voor Vergunningsbetwistingen bij gehele of gedeeltelijke vernietiging

1. de administratie niet beveelt een nieuwe beslissing te nemen.

2. de hernieuwing dan wel de omzetting van de vergunning weigert (op grond van artikel 37, §2, DBRC-decreet). In dit geval is volgens het Grondwettelijk Hof geen legale exploitatie meer mogelijk, en dus ook niet verantwoord de exploitatie verder te zetten.

Aangezien het Grondwettelijk Hof de vernietiging tot de twee bovenvermelde situaties heeft beperkt, blijft de bestreden regeling voor het overige wel overeind.

Lees het vernietigingsarrest (nr. 145/2019 van 17 oktober 2019)

 

Bron: Departement Omgeving, Vlaamse Overheid